Ik zit aan tafel. Een bord met eten voor mij. Het is pas half leeg en ik zit al vol. Ik heb eigenlijk ook te snel na het ontbijt alweer eten voorgeschoteld gekregen. Maar het moet op! Het bord moet netjes leeg gegeten worden en daarna afgewassen. Dat moet van mamma. Met moeite werk ik nog een paar happen naar binnen en schuif dan het bord van me af. Ik kan bijna geen pap meer zeggen.

Ik hoor sleutels in het slot.

“Joehoe!, daar ben ik weer!’
Shit! Mamma. En ik heb mijn eten nog niet op.

“O, zo leuk je weer te zien. Ik ben echt te lang weggeweest. Maar kijk eens wat ik heb meegenomen voor je: een paar héérlijke pannenkoeken. Van de bakker op de markt, je weet wel, die zo goed bevriend is met de vader van de slager en die heeft interessante contacten bij de Rotary en dat kan handig zijn voor pappa. Maar hij wil wel weten hoe ze smaakten, jongen, dus je moet ze wel opeten, snap je dat? Misschien zie ik hem vanmiddag weer en dan zal hij ernaar vragen. Dus eet even door, jongen!”

Mamma houdt haar mond. Alleen om even te ademen, weet ik. Zij kijkt mijn kamer rond, ziet de afwas in het keukentje. En ja hoor, daar begint ze weer!
“Tjonge, wat een troep hier op je kamer. Je moet wel opruimen hoor. Dit is geen gezicht. Bedenk eens wat voor indruk dat maakt op iemand die bij je aankomt. Misschien wel een belangrijk contact van mij. Ik moet er niet aan denken.”
 

“Ik krijg al dat eten niet weg, mam, je overvoert me. Daarom heb ik geen tijd om op te ruimen.”

“Onzin jongen, je moet misschien ánders eten. Wat kan ik voor je doen? Waar kan ik je mee helpen?”

“Iemand die mee helpt al dat eten weg te krijgen, mam.”

“Nee, jongen, dat gaat niet. Het heeft mamma heel veel moeite gekost om dat eten te kopen vóórdat een ander het weg kon kapen. Want dat móet mamma wel doen, anders hebben we straks misschien zélf niets meer te eten. De marktkooplui móeten er van op aankunnen dat ik bij ze afneem. Anders verkopen ze hun waar aan een ander.”

“Dat doen ze tóch wel, mam. Ze houden je aan het lijntje en lachen stiekem in hun vuistje. Ze weten precies waar jij bang voor bent. En dat doen ze ook met de buren verderop.”

“Onzin jongen. Wat weet jíj daar nou helemaal van?”

Wéér die dooddoener!

“Weet je wat? Probeer het eens met een grotere lepel! Ik zal er meteen een laten brengen, dan kan je lekker verder eten.”
Zij toetst wat in op haar onafscheidelijke mobieltje.
“Zo, geregeld! O, ik moet er weer vandoor. Er is een braderie waar ik écht mijn gezicht moet laten zien. Ik kom vanmiddag weer langs en hoop toch werkelijk dat je dan je kamer hebt opgeruimd. En doe je ook meteen de afwas?”

En weg is ze weer, die moeder van mij. Ik kijk haar nog even na als ze over de parkeerplaats naar haar glanzend glimmende auto loopt en instapt. Of nee, ze zit al half als ze er toch nog weer uit komt en met haar mouw nog even een vlekje op de motorkap wegwerkt. Poetsen, poetsen, poetsen…alles moet altijd glanzen en glimmen bij haar. 

Ik bekijk de berg eten vóór mij en neem de lepel weer ter hand. Mismoedig werk ik stug hapje voor hapje het eten naar binnen. De grote lepel die mij gebracht wordt helpt niet echt. Ik stik zowat in de grote happen en mijn maag staat strak gespannen. Als van een Franse gans, gaat het door mijn hoofd, die heerlijke leverpastei moet opleveren. Staat énig op de fonkelende zilveren banketschaal van mamma als ze iedereen weer eens uitnodigt voor een gezellig middagje bijpraten.

© Ben Voorend 16/04/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief.
Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.