Hoofdstuk 5

Annemiek zet flinke stappen. Ze wil gewoon even niet meer horen hoe Claire het allemaal beleeft. Claire moest eens weten, schiet het door haar hoofd. Had ze ook maar niet zo arrogant moeten zijn tijdens die ene paardrijles. ‘Ik ga tennissen’, had Annemiek tijdens het galop geroepen. Haar stem drilde net zo als haar te dikke lijf.
Claire had haar er fijntjes op gewezen dat ze wellicht iets te zwaar was om over de gravel te hupsen. Maar ze had doorgezet. Ze wilde wat meer afleiding, thuis was geen plek meer om te vaak te zijn. Haar man zag haar nauwelijks meer staan en vluchtte naar haar smaak wel erg vaak achter zijn bureau om weer een zakentrip te plannen.
‘Hé tante, loop niet zo hard! Heb je haast of zo?’ roept Claire van een paar meter afstand.

Ondertussen gaat de telefoon van Claire. ‘Ja, hallo…met…’
De verbinding valt weg.
Opnieuw tingelt een elektronisch Bach-muziekje over het zandpad.

‘Claire, heb je geen beter toontje? Wat een herrie!’
‘Ja, hallo… Wat zegt u? Dood? …En hoezo ik? Ik ken dat mens helemaal niet. Of ik langs wil komen? Dat wordt lastig, ben paar dagen op vakantie. Kan het ook volgende week?’
Ondertussen is Annemiek bij haar komen staan. ‘Wie is dat?’
Claire sist: ‘Politie, dood, Suuz…, moet naar het bureau.’
‘Okay, dan ziet u mij om vier uur. Ja, goed, het zal wel moeten. En nee, geen flauw idee hoe mijn naam in haar agenda is gekomen.’

‘Suuz, bedoel je Suuz van de tennis?’
‘Ken jij haar?’
‘Nou kennen is een groot woord. Ik tennis af en toe met haar, maar meer ook niet.’
‘Tennis jij, echt?! Geweldig hoor! Echt een prima sport om wat kilo’s kwijt te raken. Bevalt het?’
‘Claire, kun je nu eens ophouden over mijn overschotje. Ik heb wel wat beters aan mijn hoofd en doe mijn best. Zou jij ook eens kunnen overwegen.’
‘Hoe bedoel je, beter mijn best? Mijn leven staat op zijn kop. Alles voelt als één grote draaikolk.’
‘Nou, dat valt allemaal nog te bezien. Ga na je politiebezoek ook eens praten met die man van je. Ik vind het eigenlijk allemaal een beetje erg overdreven je reactie op zijn mogelijk vreemdgaan.’
‘Kijk wel, en weet je dan gaan we maar terug. Laat die varkens maar. Ik moet geloof ik andere varkentjes gaan wassen. Hoe komen ze in godsnaam bij mij terecht? Ik ken heel die Suuz niet. Wat is het eigenlijk voor een type?’
‘Jong, mooi. Slank natuurlijk, geen grammetje teveel. Je man…’, maar die zin slikt Annemiek in.
‘Wat heeft mijn man hier mee te maken? Jij bent toch zo overtuigd dat hij niet vreemdgaat met jonge meiden?’
‘Nee, dat is ook zo. Maar hij was altijd wel in de buurt als zij stond te spelen. Maar goed, hij is niet voor niets assistent-coach. En hoezo dood?’
‘Weet ik veel. Ze is gisterenochtend gevonden in haar huis. Gestikt of zoiets. Nou ik weet niet eens waar ze woont, jij wel?’
‘Euh, ja, ja… ik geloof van wel. Vlakbij de manege, volgens mij. Kom we gaan terug, jij hebt meer te doen.’

Zwijgend lopen de twee terug naar het duinhuis.
‘Hé, warhoofd… je hebt de deur opengelaten’, roept Annemiek naar de sjokkende Claire. ‘En trouwens jij kan ook wel wat extra conditie gebruiken.’
‘Dat zal wel, maar joh hier gebeurt nooit wat.’ En Claire stapt als eerste naar binnen.

‘Wat doe jij hier?’ Claire smijt de deur nog verder open. ‘Ben je helemaal gek geworden. Ik had toch gezegd, laat me met rust. En trouwens Suuz is dood. Vermoord of zo. Dus die scharrel kun je wegstrepen.’
‘Dit is ook mijn huis, hysterisch mens… En dood… hoezo dood?’

Annemiek gaat tussen beide staan, met een rood hoofd. ‘Ja, Suuz is dood. Je weet wel.’
‘Ik weet van niets en begrijp ook helemaal niet wat hier allemaal aan de hand is. En nu?’ Tony kijkt naar Claire.
‘Nu, nu… moet ik naar het politiebureau. Ze hebben mijn naam in haar agenda gevonden. Hoe zou die daar in godsnaam ingekomen zijn? Heb jij een suggestie, mijn echtgenoot?’
Tony kijkt verbouwereerd van de een naar de ander. Hij kent Suuz, maar daar heeft hij nooit iets mee gehad. ‘En Annemiek, wat brengt jou hier?’
‘Gewoon, vriendinnen. Claire en ik. Dat is toch geen probleem, of wel? En trouwens die Suuz zag jou wel zitten, volgens mij. Maar goed, wie ben ik. Ga mijn tas pakken. Volgens mij hebben jullie wel wat zaken te bespreken. Zou maar meegaan naar de politie als ik jou was. Jij was toch haar coach?’

 

© Erica van Vugt            5/05/2019

 

Je hebt zojuist een hoofdstuk gelezen van ons gezamenlijk feuilleton. Dit wordt door deelnemers van het NBI geschreven. Iedere deelnemer mag meedoen en kan hoofdstukken aanleveren. Maar meld je daarvoor wel eerst even aan, zodat we niet met dubbele hoofdstukken opgescheept zitten.
Schrijf jij het volgende hoofdstuk?