Tal Farlow

In een tijd waarin de horeca gerund wordt door elektronica, pinautomaten, en kassasystemen is het soms wel eens goed om terug te denken naar een tijd waar de eigenaar of kastelein (je had toen nog geen barmannen) zijn eigen stempel op een zaak drukten.

Een van de kroegen die ik me niet alleen tot op de dag van vandaag duidelijk herinner (en met plezier over vertel) was gevestigd in Amsterdam op de Lindengracht, waar allang geen water meer in zat. Op de hoek met de Eerste Goudsbloemdwarsstraat bevond zich Café Faith’s Corner, dat werd gedreven door eigenaar Eddie Faithful, een wat belegen Surinamer. Nou zul je denken: “een kroeg is een kroeg” maar hier werkte alles nét even anders dan je gewend bent in een café.
Punt een: normaliter hebben cafés een vergunning om open te zijn tussen bepaalde tijden, zoals bijvoorbeeld van 19:00-01:00 uur ’s nachts. Eddies openingstijd liet zich dicteren tot wanneer het hem goed uit kwam. Officieel had hij een 8-2 vergunning, maar voor 10:00 ’s avonds hoefde je écht niet langs te gaan. Rond die klok kwam Eddie uit zijn woning boven het café de trap af, en ging de deur open.
De sluitingstijd was zo mogelijk nog onvoorspelbaarder, want zo gauw Eddie open ging, wond hij meteen de grote koperen wekker op (met twee van die bellen erop), en zette hem zonder te kijken naar een willekeurige tijd. Dat was de sluitingstijd, ook al liep de wekker de volgende ochtend pas om 10:30 af. Tja, óf om 11:30 ’s avonds. Rules is rules. Is rules.
Doordat alle ramen waren dichtgeschilderd kon de politie ook niet zien dat er nog geschonken werd – handig! Verder blonk het interieur uit door een combinatie van a: brandweerwagen-rode muren, volledig omringd door poppen – maar uitsluitend in de “donkere variant”, en b: een soort zitje achterin waarvoor je twee treden op moest, maar dan wél kon genieten van een aan de wand gemonteerd gipsafgietsel van de kont van Aat Veldhoen. U zult begrijpen dat in deze surrealistische omgeving je na twee borrels al dacht dat er roze olifanten op het programma stonden.

Eddie hield er een geweldige collectie van voornamelijk jazzplaten op na, en een oude Thorens draaitafel. Uiteraard deed hij niet aan zulke muzikale heiligschennis als een jukebox. Ik kan me een keer herinneren dat ik – bij één van mijn eerste bezoeken – een plaat herkende (Tal Farlow) en sindsdien werd ik bij bezoek aan Faith’s Corner vaak getrakteerd op fijne jazzgitaar muziek. Dat is dan wel de definitie van het aangename met het nuttigen verenigen.

Maar: Als Eddie je niet mocht of je irritant vond, of vond dat je niet in zijn kroeg thuishoorde, kon je drinken wel vergeten, want je kreeg niets. Hij keek dwars door je heen. Ik heb heel wat mensen na een uur tevergeefs de vinger opsteken mompelend het pand zien verlaten. Het deed een beetje denken aan de Zam Zam Room in San Francisco, waar de eigenaar ook een eigen wetgeving had wat betreft wel of niet serveren of doorverwijzen naar de volgende kroeg. (zie: https://punchdrink.com/articles/the-school-of-aub-zam-zam-bruno-mooshei/ ) of Chinees restaurant Sam Wo’s, waar mensen speciaal heengingen om beledigd te worden door de stokoude Chinese ober).

Langzaam maar zeker verdwijnt dit soort cafés in een stoffig verleden, en dat vind ik jammer, want over een kroeg met elektronische scanners, internet jukebox, en geautomatiseerde tapsystemen kan ik geen stukje schrijven.

© Jeroen Engelberts      2/08/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.