De annexatie

De wind is stevig en aflandig. Het is warm ook al staat de zon nog niet hoog. De sloep verlaat de jonk met gestreken zeilen. Even is het vaartuigje een speelbal van de golven. Maar dan verwijdert het zich langzaam van het moederschip. Traag bonkt het zich door de golven. De bemanning onder grote rieten hoeden en stevig aangesnoerd tegen de wind zwoegt aan de riemen, opgejaagd door het ritme van de trom. Zweet stroomt over de lijven. De luchtvochtigheid hier is veel anders dan thuis. Maar wát is thuis? De wéreld is thuis! We passen ons wel aan, lijken de roeiers als één mechanisme te denken. Daar zijn we goed in. Het komt wel goed. Het staccato van de trom neemt de plaats in van de gedachten en ze roeien verder.

In hun blikveld staat hun commandant, Coronel, op de achtersteven. Grote rieten hoed, handen met witte knokkels houden de reling stevig vast. Naast hem de stuurman, de handen aan het stuurrad geklemd. De commandant is gespannen, maar zou dat niet hoeven zijn. Want hij is sterk en sluw. Zijn manschappen zijn ook sterk en net zo sluw en maar weinig tegenstanders blijken opgewassen tegen hun invasies wereldwijd.

Coronel richt zijn piepkleine oogjes in zijn pokdalige hoofd op zijn mannen. Wat zouden ze aantreffen? Hoe zouden ze tegemoet getreden worden? Vijandig natuurlijk, zoals altijd. Ongetwijfeld zou hij verliezen lijden. Misschien zou hij zelf wel geveld worden. Over zijn mannen heen ruikt hij nog drie andere sloepen die zich tegen de golven in ploeteren naar het strand. Dat stelt hem gerust. Hij geeft het sein om het tempo iets te verlagen. Hij ruikt het strand op een honderdtal meters, eerder dan dat hij het ziet. En hij ruikt de mensen die er al vroeg zonnebaden. Coronel geeft aanwijzingen aan de stuurman. Hij wil landen op een rustig stuk strand.

De sloep schuurt over grijsgeel zand het strand op. Coronel gordt zijn gewichten om en beveelt zijn mannen hetzelfde te doen. Zonder gewichten zouden zij een speelbal worden van de wind en verspreid raken. Door gebrek aan voedsel zouden de meesten sterven. Moeizaam klautert Coronel als eerste uit het gevaarte. Hij gaat meteen zitten. Zijn in een mensachtige gedaante gemuteerde lijf houdt niet van lopen met gewichten. Net zo min als van de zon. Daarom zijn zijn ogen slecht ontwikkeld. Bij direct contact, bijvoorbeeld via de ogen, zou zonlicht zijn kern verteren. Hij zou sterven.

Uit zijn rugzak haalt Coronel een grote roodgroene vlag met daarop een afbeelding van een soort rode aardbol met trompetvormige uitstulpsels. Een van zijn bemanningsleden reikt hem een roeispaan aan. Hij knoopt de vlag eraan en loopt twintig passen het strand op. Verder kan hij niet, de gewichten zijn te zwaar. Vervuld van trots plant hij de vlag in het zand.
‘In opdracht van de Grote Raad verklaar ik, als vertegenwoordiger, dit land nu tot grondgebied van Coronia!’ proclameert hij luid en plechtig.
Met zijn armen over elkaar en zijn manschappen om hem heen, wacht hij de eerste nieuwsgierige badgasten op.

© Ben Voorend           21/03/2020

Zou jij het vervolg willen schrijven? Geef dat dan even door.