De oude man is juist moeizaam ingestapt, in één hand een bosje geelwitte tulpen, in de ander een loopstok ter ondersteuning van zijn stramme ledematen, als de trambestuurder nogal abrupt optrekt. De man verliest het evenwicht en om niet achterover te vallen laat hij zich pardoes zijwaarts vallen op de plaats tegenover mij, half over de vrouw heen op de duoplaats. Met haar bontjas, hoog opgestoken geblondeerd haar en te rood geverfde lippen, lijkt het mij een type dat in onvervalst Amsterdams de man wel eens geducht haar mening zou kunnen geven. Als door een horde wespen gestoken draait zij zich schielijk naar de man toe, bliksem in haar ogen. Om vervolgens meteen een zachte uitdrukking op haar gezicht te krijgen als zij de hulpeloosheid van de oude man ziet.
Een lieve vrouw, is mijn conclusie.

‘Sorry, sorry,’ verontschuldigt de man zich tegenover ons terwijl ik hem zijn hoed en stok aanreik die op de grond waren gevallen.
‘Mijn tulpen. Waar zijn mijn tulpen?’ Het klinkt radeloos. ‘Ik kan niet zonder tulpen thuiskomen.’
‘Hier meneer, hier zijn uw tulpen,’ klinkt het achter mij. Een jonge vrouw buigt zich over mij heen om de tulpen aan te geven.
‘Dank u, dank u,’ stamelt de man. Voorzichtig legt hij het bosje op zijn schoot en maakt zijn sjaal wat losser rond zijn nek.
‘Anders heb ik er straks niks meer aan, ziet u. Ik moet zo meteen nog een stukje lopen en ik wil geen kou vatten.’
‘Nee, gelijk heeft u,’ beaamt de vrouw naast hem. ‘Een mens op uw leeftijd kan maar beter erg voorzichtig zijn. U doet mij aan mijn vader zaliger denken. Nooit ziek geweest. Eén longontsteking en het was gedaan.’
Ze bedoelt het goed. Ik zie tranen in haar ogen bij de herinnering aan haar vader.

‘Ja, ouder worden is niet erg,’ zegt de man, ‘maar soms verlang ik toch nog terug naar vroeger. Ik was toen jong en sterk, kon de hele wereld aan.’
Zijn ogen blikken een moment naar binnen. Even is hij daar weer. Terug in de tijd.
‘Ik ontmoette mijn Rietje en we trouwden. We hadden het goed. Zij werkte als kamermeisje in het Kras en ik had een mooie baan bij de gemeente. Gelukkig maar, want toen zij zeven maanden zwanger was van de eerste werd zij ontslagen. Wegens ‘ongewenst zwangerschapsuiterlijk’.
‘Ja, zo ging dat toen,’ beaamde zijn buurvrouw.

Krakend, piepend en even abrupt als bij het optrekken, stopt de tram bij de volgende halte.
‘Lekkere conducteur,’ moppert de vrouw.
‘Zeven keer werd zij zwanger,’ ging de man verder. ’Bloedjes van kinderen. Opvoeden deed zíj voornamelijk. Ik was altijd aan het werk of op een cursus. We hadden het niet breed, maar we konden altijd alles betalen. Daar legden wij eer in.’
‘Kom daar tegenwoordig nog maar eens om,’ droeg de vrouw bij.

‘Het hele leven was ook een stuk eenvoudiger toen. Ik leerde al vroeg in ons huwelijk dat er twéé maanden per jaar zijn waarin je écht goed naar je vrouw moet luisteren,’ ging de man verder.
‘O?’, de vrouw trok haar wenkbrauwen op.
‘Zij stond er qua opvoeding alléén voor. En wat kreeg zij ervoor terug? Een aardigheidje met haar verjaardag en met moederdag. Dat was al. Meer hoefde zij ook niet.’
‘Ach, natuurlijk,’ begreep de vrouw.
‘Ik begreep al snel dat in de maand vóór de feestdag zij al hints gaf van wat zij leuk zou vinden,’ glimlachte de man slim.
“Ooo Wim, kijk eens wat een leuk tasje! Of: wat een leuke lamp! Vind je dat geen leuke lamp Wim?”, dat soort dingen. En dan verraste ik haar natuurlijk met een tasje of lamp.’
‘Slim!’ De vrouw keek de man bewonderend aan, blij met de tip.

‘Maar tegenwoordig? Elke dag is er wel iets. Valentijnsdag, Vrouwendag, Boekendag, de Dag van het Gebroken Geweertje, de Dag van het Korte Rokje, de Dag van de Aardbei, noem maar op. Ik kan het niet meer bijhouden allemaal.’
‘Pure commercie. Geldklopperij. Daar is het allemaal om te doen. Mensen geld uit de zakken kloppen,’ kraait de vrouw oproerig.
Wéér komt de tram piepend, krakend abrupt tot stilstand. De man valt bijna voorover in mijn schoot. Zijn knuist houdt het bosje tulpen krampachtig vast zie ik.
‘Wat een conducteur!,’ verzucht de vrouw.

‘Ze wordt nu vergeetachtig, mijn Rietje. Niet erg hoor. Nog niet, maar het valt wel op. Ze rust nu. Ik heb haar daarnet naar bed gebracht. En wat denk je dat ze zegt?’ Hij kijkt ons vragend aan.
‘Nou?,’ moedig ik hem aan.
‘Ze zegt,’ de man moet slikken, tranen staan hem in de ogen, ‘ze zegt: “Weet je dat het vandaag de Dag van de Tulp is?”

De man neemt het bosje van zijn schoot en bekijkt het eens goed.
‘Er zijn er een paar gebroken,’ stelt hij spijtig vast. ‘Die zal ik er maar even uithalen. Zo kan ik ze niet geven.’
De tram mindert ineens vaart.
‘O, hier moet ik eruit!’, schrikt hij op. Paniek lijkt hem te overmeesteren. Hij grijpt naar zijn sjaal en stok tegelijk.
Zijn buurvrouw springt op. ‘Ik loop wel even naar die lummel voorin. Kalm maar, u kunt rustig uitstappen. Daar zorg ik voor!’
Ja, het is een lieve vrouw.

© Ben Voorend           19/01/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.