“Gilles?”, vraag ik, “Gilles is jullie dirigent?”
“Ja, hoezo?”, antwoordt Anneke, de jongste van Dineke. Zij zingt in het bijna 100-koppige koor van het Utrechts Studenten Orkest dat een uitvoering repeteert van werk van Puccini en het Requiem van Verdi.
“Nou, ik heb een Gilles gekend die dirigent wilde worden. Misschien is hij het wel!”

Halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw, nu zo’n dertig jaar geleden, speelde er bij ons in muziekcafé The String in Amsterdam af en toe een Amsterdams groepje dat bekende liedjes en evergreens acapella ten gehore bracht, dus zonder begeleiding van instrumenten. Dit groepje heette The Bottletops en wie erin zaten weet ik niet precies meer. Theo van Lent weet ik nog wel en ook Gilles Michels, die niet alleen meezong, maar ook arrangeerde. Het waren altijd erg leuke avonden. Af en toe zat er iemand naast, maar daar deed niemand moeilijk over. De jongens hadden de grootste lol onder elkaar en dat sloeg altijd over op het publiek.
En de liedjes? Veel liefdesliedjes, zoals “Put your sweet lips a little closer to the phone” bijvoorbeeld, lenen zich uitstekend voor een samenzang. Hebben we misschien allemaal wel eens gedaan in een aangeschoten en melige bui. Vrolijk werd iedereen altijd van “Does she love me, the way I do?”, door Theo, met daarachter de anderen met “Pompidompom, pompidompom”. Ja, dat waren misschien wel niet de meest coole avonden, maar zeker wel erg gezellige avonden!

Zoals opgemerkt: Gilles deed de arrangementen en zong zelf mee. Op een avond kwam hij naar mij toe en vertelde opgetogen dat hij was toegelaten tot het conservatorium voor de dirigentenopleiding. Dat leidde het einde van The Bottletops in, want hij had geen tijd meer voor andere dingen dan zijn studie. En dat begreep ik ook. Dit was zijn droom en hij ging ervoor.

Een week voor Kerst betrad ik met Dineke de Onze Lieve Vrouwe Kerk in Amersfoort, zo’n mooie oude kerk met middenschip en zijbeuken en zo, de perfecte locatie voor klassieke klassiek werk.
We waren iets aan de late kant en moesten genoegen nemen met een plaatsje in een zijbeuk, waardoor we niet goed zicht hadden op het koor en een deel van het orkest. Het was een rumoer van belang, want er moesten nog instrumenten bijgestemd worden en het koor moest ook nog plaatsnemen. Wil ik mij juist gaan installeren op de voorste rij, lekker ruimte voor mijn benen, komt de dirigent voorbij. Verrek! Gilles!

“Hé, Gilles!” Hij herkende mij wel, maar ik moest even zijn geheugen opfrissen. “O ja, The String! Met Sjon en Siard. Dat was leuk. Tjonge, dat is wel dertig jaar geleden, jôh.” Nog even tijd voor wat ditjes en datjes, een paar foto’s en Gilles verdween in een zijdeur om even later naar buiten te komen met de vier solisten van de avond. Hij betreedt de bok, heet koor, orkest en solisten welkom, heft de armen en geeft het startsein.

Gilles, hoewel nu een man van aanzien in de culturele wereld (want hoe kom je anders voor zo’n groot koor en orkest te staan?), is eigenlijk niet veranderd: nog steeds vriendelijk, enthousiast en origineel. Zo zijn koren doorgaans nogal statisch vind ik, staan stil op een podium. Maar dit koor niet! Gilles liet het tot tweemaal toe de tekst bijna letterlijk de hemel in schreeuwen: in één beweging van je stoel opstaan en de lucht uit je longen gooien meteen door naar boven. Wat een vondst! En ineens was daar ook een sectie blazers áchter in de kerk! Het geluid kwam van twee kanten! Super!

Het was een avond genieten. Op grote schermen aan de zuilen konden wij, de laatkomers, het concert helemaal gadeslaan. Dus weinig afgeleid, de ogen dicht en alleen maar luisteren naar de muziek. Heerlijk!

“En?”, vraagt Anneke na afloop, “is dit Gilles?”
“Ja”, zeg ik, “dit is mijn Gilles!”
Ik ben trots.

(c) Ben Voorend 31/12/2017