foto Unsplash Clem Onojeghuo

John omklemde het stuur van de zware truck zo stevig dat zijn knokkels wit werden als de sneeuw, die in steeds grotere vlokken begon te vallen. Het weer was al niet best geweest toen hij van huis vertrok, maar het laatste uur was het enorm verslechterd. Hij was dan ook heel wat liever bij Ann en hun eerste pasgeborenen gebleven. Hij wist dat deze rit bij gunstig weer al niet zonder gevaar was. Het traject liep gedeeltelijk door woest onherbergzaam gebied en was dan ook berucht.

Er waren daarom maar weinig chauffeurs, vooral onder degenen met vrouw en kinderen, die bereid waren deze rit te maken. De enkele waaghalzen die zich wel aan de niet geringe risico’s blootstelden, werden dan ook bijzonder goed betaald. John was echter geen waaghals, maar een rustige bedachtzame jongeman. Hij was ook niet met hart en ziel aan dit beroep verknocht, maar zijn ideaal was samen met Ann een klein motel annex wegrestaurant te beginnen.
Maar toen kwam de baby, waar ze dolblij mee waren, maar wat ook de nodige onvoorziene kosten met zich meebracht. Daardoor was realisering van hun plan enige tijd opgeschoven. Maar toen deed zich deze kans voor. De opdrachtgever had er niet omheen gedraaid, dat de rit niet zonder risico’s voor zijn persoonlijke veiligheid was. De beloning was echter zodanig dat verwezenlijking van hun ideaal daarna meteen mogelijk was.

Voorlopig had hij echter al zijn aandacht nodig om het gevaarte, dat schudde onder de felle stormvlagen, op de weg te houden. Hij kon deze nauwelijks nog onderscheiden, terwijl zijn uitzicht door het gordijn van sneeuw, ondanks de felle koplampen, slechts luttele meters bedroeg.
Hij wierp een korte blik op zijn kilometerteller. Nog zo’n tien kilometer tot waar de smalle weg langs een diep ravijn liep. Een geringe slip was daar reeds voldoende om te pletter te vallen en zijn jonge vrouw en hun zoontje nooit meer te zien. Ondanks de koude parelden plotseling dikke zweetdruppels op zijn voorhoofd. Er welde een golf van paniek in zijn binnenste op, die hij wanhopig in bedwang probeerde te krijgen. Hij wierp even een blik op het fotootje dat op het dashboard geprikt zat en fluisterde ‘O God, laat mij hen alsjeblieft terug mogen zien.’
Even dacht hij er nog over om de wagen te stoppen en niet verder te rijden, maar dan zou hij de weg volkomen blokkeren. Hoewel de kans op achteropkomend verkeer waarschijnlijk gering was, verwierp hij dit idee toch weer onmiddellijk. Hij wist dat als hij het ravijn eenmaal gepasseerd was er kort daarna een motel annex wegrestaurant op z’n weg lag. Daar kon hij de nacht doorbrengen en de volgende morgen verder gaan en desnoods op gunstiger weersomstandigheden wachten.

Hij perste zijn kaken op elkaar en vervolgde z’n tocht door niemandsland, wetend dat-ie de gevaarlijke bocht steeds dichter naderde. Zijn ogen traanden van het turen door de sneeuw, terwijl de ruitenwissers een hypnotiserende invloed op hem uitoefenden, waartegen hij zich tot het uiterste probeerde te verzetten.
Daarom dacht hij ook, dat de truck die plotseling voor hem midden op de weg stond en waarvan hij de rode achterlichten zag gloeien, een zinsbegoocheling was. Dichterbij gekomen, zag hij ook de bestuurder naast de wagen in het schijnsel van de koplampen staan. Het was een jongeman van zijn eigen leeftijd, met een vreemde bleke gelaatstint, die hem vanonder een paar opvallend dikke donkere wenkbrauwen strak aankeek.
Hij stopte voorzichtig en wilde uitstappen en de andere chauffeur aanspreken. Deze beduidde hem echter met een handgebaar om hem te volgen, stapte weer in, en startte zijn eigen wagen. John volgde de achterlichten van zijn voorganger die hem behoedzaam tot voorbij de gevaarlijke plek loodste. Toen hij behouden uit de bocht kwam ontsnapte hem een zucht van verlichting en hij wilde zijn gids bedanken. Hij zag alleen die z’n achterlichten niet meer, maar wel de lichten van het motel waar hij hem zeker zou treffen.

Even later reed hij de geheel lege parkeerplaats op en zette zijn wagen stil. Totaal verkrampt door de spanning stapte hij uit de cabine. Met stijve passen liep hij naar het motel. In het restauratiegedeelte vroeg hij aan de jonge vrouw daar, blijkbaar de eigenaresse, eerst naar de telefoon.
De opluchting in Anns stem deed hem op slag alle ontberingen vergeten. Terwijl hij wat te eten en drinken bestelde, vroeg hij aan de vrouw of hij de enige gast was.
‘Ja,’ antwoordde ze, ‘met zulk weer zie ik hier echt niemand. Het is mij dan ook een raadsel hoe u kans gezien heeft gezien heelhuids langs het ravijn te komen.’
‘Het had me ook zeker niet gelukt als de chauffeur van die truck voor me, mij er niet veilig langs had geloodst. Jammer dat hij hier niet gestopt heeft, maar blijkbaar is doorgereden. Ik had hem heel graag bedankt. Hij heeft waarschijnlijk mijn leven gered.’

foto Unsplash Norbert Tóth

De vrouw keek hem enkele ogenblikken aan en zei toen: ‘Er is hier helemaal geen truck langsgekomen. U bent echt de eerste die ik hier in úren heb gezien.’
John zweeg verbluft, totdat zijn blik ineens op een grote ingelijste foto viel die achter de bar hing. Een jongeman van zijn eigen leeftijd, met opvallend dikke donkere wenkbrauwen, keek vanuit zijn lijst de ruimte in. Hij wees op de afbeelding. “Maar dat is die bestuurder! Is het soms uw man?’

De vrouw verschoot plotseling van kleur en bleef een hele poos stil. Toen zei ze, met een van emotie schorre stem: ‘Dat is een foto van mijn vader die ik nooit gekend heb. Hij is kort na mijn geboorte al gestorven, ruim achtendertig jaar geleden. Mijn moeder heeft het er heel vaak met me over gehad. Op een avond dat het net zulk weer geweest moet zijn als nu, is hij met zijn truck in het ravijn gestort. Met het geld dat mijn moeder toen kreeg is zij dit motelrestaurant begonnen, want dat was hun hartenwens en later kwam ik haar ook helpen. Nu zet ik al weer een jaar, sinds haar overlijden, hun levenswerk dat ook het mijne is geworden, voort met gedeeltelijke hulp van mijn man die nog een andere baan heeft.’

Ze staarde een poos zwijgend naar de jongeman op de foto. Toen zei ze peinzend: ‘Ach, vaak heb ik mij afgevraagd hoe ons bestaan zou zijn verlopen als hij was blijven leven en wat de zin was van zijn vroege dood. Nu u me dit verteld hebt, heb ik eindelijk het idee dat ik er een beetje iets van begrijp.’

 

© Anton Herkelman   16/08/1998      herschreven   06/01/2002

 

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.