Het was echt een stukje vakwerk. Daar waar ooit een oude en versleten leren kraag had gezeten, zat nu een zwarte wat glimmende stof. Keurig op de naden gestikt, alsof het er altijd had gezeten. Hij wist dat de Kleermaker hiervoor alle naden los had moeten maken. Het resultaat was zelfs beter dan gedacht. Van Busquet had hij gehoord dat er geen leerstoffen meer waren en dat de vervanging alleen met stof kon plaatsvinden.

Hij streek met zijn vingers over de stof die prettig en zacht aanvoelde. Hij rook eraan en de geur maakte oude herinneringen in hem los. Hij realiseerde zich hoe bijzonder het was dat het hem gelukt was om dit voor elkaar te krijgen. De prijs was weliswaar zeer hoog, maar met wat hij nu in zijn handen had, was dat geen enkel probleem. Sinds het Kartel alle oude kleding had verboden en de weinige kledingzaken die er nog waren allemaal verdwenen waren, was er een ondergrondse cultuur ontstaan, waar het Kartel nog geen greep op had weten te krijgen. Al weer decennia lang werd kleding verstrekt door printshops. Deze shops deden hun best om al het oude te doen vergeten, maar dat lukte nog niet bij iedereen. Oké, de printstof voelde prettig aan en zat als een tweede huid om je lijf, maar meer was het niet. Het rook naar niets en de structuur voelde altijd hetzelfde aan. En dan kon je nog alleen kiezen uit de schakeringen tussen licht en donkergrijs, waardoor niemand zich meer kon onderscheiden. Alleen het Kartel mocht met een rode of blauwe print, strepen toevoegen.

Op oude foto’s van zijn opa had hij weleens zogenaamde hippies gezien, met bloemen in hun haar en op hun kleding. Alsof ze van een zigeunerfamilie afstamden. Ze leken allemaal erg gelukkig en spraken over “Peace and love”. Helaas had hij alle foto bij het Kartel moeten inleveren. Toch had hij een paar weken geleden bij een actie in sector Q412 stom toevallig in de restanten van de oude kelderbox van zijn opa deze jas gevonden. In een plastic zak, bedolven onder het puin. Net voordat het hele gebouw zou worden getransformeerd. Alleen omdat de H1183 haperde was het hem gelukt de zak onder de zitting van de chopper te frommelen. Na de laatste avondronde had hij de zak opengemaakt en tot zijn verassing de jas gevonden. Hij had de jas aan een grondig onderzoek onderworpen. Behalve de door de motten aangevreten leren kraag was de jas nog in goede staat. Als je goed rook kon je opa nog ruiken. Een lichte mengeling van shag en olie of een soort smeer. Opa werkte toen in een garage achter terrein Q412. De meeste auto’s waren toen al vervangen door choppers, maar voor de paar die nog over waren, konden ze bij hem terecht tot het Kartel ook zijn zaak sloot.

Hij hoorde opeens het lichte zoemen van de controledrone. Snel trok hij de shutters van zijn cabine dicht en dempte het licht. Hij wachtte tot het geluid was verdwenen en trok de jas aan en liep kleine rondjes door de cabine. Het gaf hem een soort rust. Rust die hij overdag niet kon vinden. Als hij de jas aantrok leek het alsof de band met het verleden was hersteld, het gevoel van ergens bij te horen. In de zakken had hij nog een boodschappen briefje gevonden, met de hand geschreven. Verse groenten en vlees. Hij kon zich de geur nog herinneren als hij bij zijn opa en oma was. Het trotse gezicht van oma toen ze met een dampende schaal uit de keuken kwam en zei: “schep maar op jongens, er is genoeg voor iedereen”.

Hoe raar was het dat er in sector Q412 nog een kleermaker actief was. Hij kocht oude kleding op en bracht ze zoveel mogelijk terug in hun oude staat. Van H388 had hij gehoord dat het Kartel een actie aan het plannen was om Q412 over 8 dagen volledig schoon te vegen. Hij wist dat hij moest oppassen want hij kende het gebied goed en had er ook zaken gedaan. Er zouden misschien mensen zijn die hem konden herkennen. Maar hij had het risico moeten nemen om de jas zo goed mogelijk te reparen. Zijn enige band met een tijd die nooit meer terugkwam. In een nog bestaande afgesloten metrobuis zat diep in de grond een groep nomaden die zich in leven hielden met slavenhandel en heling. Hij kon zich nog herinneren dat hij van Busquet een stapeltje strips had gekocht en deze weer voor veel geld had weten door te verkopen. Hij wist dat hij daardoor altijd financieel onafhankelijk zou zijn als er wat met hem zou gebeuren en de jas zou hem daarbij helpen. Busquet had hem ook verteld van de kleermaker en zijn oude kleding. Busquet had aangeboden om het contact te leggen met de Kleermaker. Daarvoor in ruil zou hij Busquet informatie geven over de komende transformatie van Q412. Hij wist niet precies waarom, maar het had iets te maken met de oude metrobuis. Een hoge prijs maar hij had toch besloten het te doen. De Kleermaker heeft hij nooit ontmoet, maar in zijn hoofd zit nog steeds het beeld van een oude, kromme wat kalende man met twee brillen op zijn voorhoofd, die zich met veel liefde op het herstellen van de oude jas had geworpen. De kans dat hij ooit de Kleermaker te zien zou krijgen was minimaal, daar was Busquet te geslepen voor.

Hij hoorde weer het zoemen van de controledrone. Deze keer ging het geluid niet weg en bleef het bij zijn cabine hangen. Hij wist dat het nieuwe type door de shutters kon kijken. Maar zover hij wist waren ze nog niet operationeel. Hij trok snel de jas uit en ging aan tafel zitten. De jas had hij onder de tafel geschoven en hij was er met zijn voeten opgaan staan. Het leek een eeuwigheid te duren voordat het zoemen weer afnam. Hij moest oppassen dat was wel duidelijk.

© Bill Admiraal      26/03/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief.
Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.