Een kwartier later zitten we weer allemaal in de gespreksruimte. Felle, verhitte gezichten. De saamhorigheid is groot. Ronald maakt een rondje om ieders specifieke kwaliteiten vast te stellen en stelt tenslotte voor om een aantal ‘cellen’ te formeren rond enkele sleutelfiguren:

Rob is journalist. Hij zal zijn netwerken en media- ingangen intensief maar onopvallend gebruiken om in kaart te brengen wat er gepubliceerd wordt, waar ook ter wereld. Birgul biedt direct aan om hem te assisteren voor de Turkse regio; zij spreekt meerdere Arabische talen en dialecten. Chessy zegt dat zij contact zal zoeken met Kris. Die zou misschien de Slavische media in de gaten kunnen houden.

Han is rechercheur. Ook hij zal zijn netwerken en ingangen gebruiken om informatie te verzamelen over Van den Bossche en DeKat, en of er soms nog méér onder de oppervlakte gaande is.

Veysel is ondernemer en top-ict’er en kan de onderlinge communicatie veilig, dat wil zeggen gecodeerd, laten verlopen. Voordeel is dat Veysel vanwege zijn diabetes zijn bedrijf onlangs heeft gehalveerd en dat hij het werk voorlopig kan overlaten aan zijn bedrijfsleider. Veysel is de spin in het web en zal nauw samenwerken met Ronald en Nico. Peter sluit zich meteen aan. Als interim-topmanager is hij gewend om te gaan met onverwachte ingewikkelde problemen en om beslissingen te nemen.

Nicole en Conny, onze voedingsdeskundigen, nemen de taak op zich om vanuit hun vakgebied onderzoek te doen naar structurele belangenverstrengeling van de farmaceutische industrie met de voedingsmiddelenindustrie.

Ondersteuning aan de cellen leveren Olaf en Nico. Olaf werkt als archivaris op het ministerie van Justitie en heeft in die hoedanigheid ook toegang tot gevoelige informatie. Nico zal als jurist de wettelijke grenzen bewaken waarbinnen iedereen zal moeten opereren. En, indien nodig, ook juridische ondersteuning geven. We zullen ongetwijfeld hier en daar de wet moeten omzeilen of misschien zelfs met voeten treden, willen we verder komen.

Rond Marijke hebben zich Yvonne, Rianne en Marrianne geschaard. Geen specifieke deskundigheid, behalve culinaire, maar bereid allerlei algemene ondersteuning te verlenen. Denk aan koeriersdiensten bijvoorbeeld of kinderopvang voor de andere leden.

Elke cel bestaat uit vier of vijf personen. De groepjes vormen zich spontaan vanzelf. Ik ga bij Conny en Nicole staan. Hildo voegt zich bij ons. Dat is mooi. Hildo woont in Amsterdam, dus niet ver bij mij vandaan en Conny en Nicole hebben een praktijk in Ter Aar, ook niet ver weg.

Ronald neemt weer het woord. “Dames en heren! Even weer uw aandacht. Laten we weer gaan zitten, maar nu in de groep waar je bij hoort. Blijf bij elkaar. Dat is vanaf nu heel belangrijk!”
Bewonderend kijkt hij de groep rond. “Wat hier gebeurd is vandaag, is heel bijzonder. Dat vervult mij met trots. Ik ben blij dat ik van deze groep deel mag uitmaken. Ik realiseer mij dat wij aan het begin staan van grote veranderingen en dat wij, nee, júllie die gaan bewerkstelligen. Héél bijzonder!” Hij pauzeert even om zijn woorden tot iedereen door te laten dringen en vervolgt dan: “Het is al laat, het eten zal zo opgediend worden. Na het eten gaat ieder weer naar huis en wacht op nader bericht.” Hij kijkt Veysel en Peter aan. “Willen jullie nog even nablijven? Wij hebben zaken te bespreken om een en ander in gang te zetten. Ja? Goed, dan wil ik jullie nu allemaal vragen om je voeten weer vóór je op de grond te plaatsen, de schouders te laten zakken, het hoofd rechtop en de ogen dicht, en ontspan, ontspan, ontspan…word één met jezelf, word één met je groep, word één met je omgeving. Let op je ademhaling, rustig, rustig, rustig… Ik tel nu af naar nul. Bij nul doen jullie de ogen weer open en kijken jullie elkaar één voor één aan. Zíe elkaar, vertrouw elkaar, houd van elkaar! Drie…twee…één.”

Voor we aan tafel gaan zet ik mijn telefoon aan om te kijken of er nog berichten zijn. Er is een app van Arjen, mijn zoon. “Hé, pa, waar zit je? Het ziekenhuis belde mij dat zij jou niet kunnen bereiken. Het schijnt belangrijk te zijn. Ik weet ook niet waar jij uithangt. Zij hebben Marijn ook gebeld, maar die weet ook van niets. Alles goed met je? Hier is hun nummer.” Het is het nummer dat mij al eerder belde. Het doet mij pijn. Ik kan hem niet terugappen. Ik weet dat hij zich ongerust maakt.

Ook mijn buurvrouw Els heeft geappt: “Hoi Ben, alles goed met je? Het busje van de apotheek was hier weer vandaag. Of je het nummer wilt bellen dat op dat briefje staat. Het is erg belangrijk, zeiden ze.”
Shit! Ze zoeken me echt. Ze jagen op me!

Conny, Nicole, Hildo en ik zetten ons na het eten met een kop koffie aan een tafel om tot een plan te komen. De beide dames kunnen natuurlijk niet lang van hun praktijk wegblijven en zijn ook aan hun werkplek gebonden. Zij zullen zich intensief storten op allerlei onderzoeken uit hun werkterrein, vergelijkingen maken en wat al meer. Ik kan mij maar beter gedeisd houden. Ik kan niet terug naar mijn eigen woning, maar weet wel een onderduikadresje: mijn oude vriend Sjon, met wie ik een café in Amsterdam heb gehad. Maar dat is al zolang geleden, dat weten zelfs de oudste stamgasten niet eens meer, dus hoe zouden die maffiagasten van het ziekenhuis dat moeten weten? Hildo kan gewoon naar huis en zijn normale leven voortzetten. En daarom is er voor hem een belangrijke taak weggelegd. We nemen uitgebreid de details door. Tegen elven vertrekken Hildo en ik naar Amsterdam. Sjon zal wel raar opkijken.

Veysel zal een groepsapp aanmaken met een code om boodschappen versleuteld door te geven. Simpel, maar verrassend ingenieus, beweert hij stellig. “Zelfs als je met méér dan gewone belangstelling naar de geappte boodschap kijkt valt je niets op!” Hij, Peter en Ronald verdelen de deelnemers in regio’s en Peter zal de groep van Marijke meteen aan het werk zetten om iedereen te informeren over hoe om te gaan met de versleutelde apps. Want die informatie moet natuurlijk nog op de ouderwetse manier bij iedereen bezorgd worden: persoonlijk door de brievenbus.

(c) Ben Voorend    2016