Nadat Ronald Han naar het noorden had gedirigeerd om daar assistentie te verlenen, was hij zelf achter het stuur gekropen om dicht bij de actie te zijn. Hij had snel wat spullen van vroeger bij elkaar gezocht en in een plunjezak in de kofferbak gedumpt. Het was niet druk op de weg en hij moest zich dwingen om niet te hard te rijden. Je moest er niet aan denken dat hij aangehouden zou worden!
Een minuut of twintig na Han arriveerde hij bij Conny en Nicole die hem staccato bijpraatten.

Met ingehouden adem horen zij via het zendertje van Hildo hoe Han zich door de agenten laat kalmeren en zich verontschuldigt voor zijn gedrag. Hildo is zijn jongste broer en na de vroege dood van hun ouders, omgekomen bij een verkeersongeluk, voelde hij zich verantwoordelijk voor zijn broertje. “Sorry, sorry, ik had mijzelf even niet meer in de hand, dat begrijpt u toch wel?” en dat soort excuses. Hij was goed, die Han! Overtuigend. Van den Bossche besluit geen aangifte te doen, want dat zou teveel tijd kosten en zijn patiënt had dringend behandeling nodig. De agenten nemen Han echter wel mee naar het bureau om zijn verklaring op te nemen.

Van den Bossche liet er geen gras over groeien. Via het zendertje komen zijn orders door aan de aio’s: “Maak de operatiezaal gereed voor de hersenbestraling van deze patiënt. Over anderhalf uur wil ik beginnen.” En tegen de dagverpleegster: “Ik ga nu de benodigde formulieren invullen en ben over een half uur terug. Zorgt u ervoor dat er niemand bij deze patiënt komt? Rust is van vitaal belang voor hem! En niets meer eten. Drinken mag, maar alleen water.” Dan registreert het cassettebandje in de auto kapitale informatie: “Collega DeKat, wilt u met mij meelopen naar kantoor? Dan kunt ualvast het bonusformulier invullen. Dan kan dat vanmiddag nog naar Leverkusen. Die Duitsers zijn altijd zo vertragend punctueel, het duurt meestal enkele weken eer de bonus overgemaakt is.”
Haast was geboden! Maar wat te doen? Plots gaat het zoemertje van de ontvanger over. Conny en Nicole schrikken ervan. Het is Hildo die contact zoekt! “Waar zijn jullie?” klinkt het zwak. “Kom mij halen, hij wil mij opereren…”
“Hildo, Hildo!”, roept Conny, “Kan je op eigen kracht wegkomen daar?”

“Nee, ik ben vreselijk moe … kan mijn benen nauwelijks bewegen. Ik ben bang… dat ik door mijn knieën zak als ik… moet staan. Ik wil slapen, ik denk dat ik… gedrogeerd ben. Kom mij halen alsjeblieft! Help mij! Ik wil niet…” Zijn stem zakt weg.

“Ik ga ernaartoe”, zegt Nicole strijdvaardig. “Nee, probeer mij niet tegen te houden. Hildo heeft ons nú nodig. We hebben geen tijd te verliezen. Ík moet gaan, want Conny hebben ze vandaag al op die afdeling gezien en jij, Ronald, kent de situatie daar niet. Ik haal hem daar weg!”

Nicole weet zonder problemen de kamer van Hildo te bereiken en bluft zich een weg naar buiten, met bed en al. “Ik kom patiënt 312 halen voor de operatie van dr. Van den Bosssche. Er is haast bij, want deze is ingelast en de patiënt hierna is al gereedgemaakt. Mevrouw DeKat komt zo nog even de formulieren brengen.” Ze komt er mooi mee weg.

Maar goed dat zij de afgelopen nacht haar ogen goed de kost had gegeven. De liften waren zó gevonden en enkele minuten later rijdt zij al, met Hildo versuft half overeind, het ziekenhuis uit. “Conny, start de auto! We komen eraan,” roept zij door het zendertje dat Hildo nog steeds in zijn hand heeft.

Het was nog niet eenvoudig om die grote Hildo in deze conditie in de auto te krijgen. Zelfs niet met de hulp van Ronald erbij. Kostbare tijd ging verloren.
“Rijden maar, Conny. Ik zie jullie in Blauwrijk! Ik ga wel achter Han aan”, zegt Ronald.

Zo hard als ze durft rijdt Conny naar de uitgang van de parkeerplaats. Plotseling ziet zij een busje van de regioapotheek als een gek óók naar de uitgang racen. Onmiddellijk begrijpt zij het gevaar. Zij moet bij het hek zijn vóór het busje de uitgang kan blokkeren!! Maar nóg harder rijden is onverantwoord. Er lopen hier mensen, bezoekers van het ziekenhuis.
Dan ineens, een paarse flits. Het busje knalt op de paarse Ford Mustang van Sjon! En Conny schiet de parkeerplaats af.
“Ach,” zou Sjon later zeggen, “ik was nieuwsgierig hoe dit af zou lopen en had stiekem mee zitten luisteren. Die vriend van mij zal hier wel niet erg blij mee zijn. Ik zal een tijdje moeten onderduiken, geloof ik.” En met glinsterende ogen en een brede smile draaide hij de punten van zijn indrukwekkende Abe-van-der-Bansnor weer in het gareel.

(c) Ben Voorend    2016