Er ging meer dan een maand voorbij. De geheimzinnige man zag ik niet meer. Ik kende ondertussen alle camera’s van de supermarkt, zette mijn wifi uit voor ik naar binnen ging en las minutieus alle productinformatie van de dingen die ik kocht.
En ineens was hij daar weer! Ik had hem hier niet meer verwacht na zijn vlucht voor onze politieagenten. Misschien werd hij inderdaad gezocht voor iets, een of ander vergrijp of zo. Maar plotseling stond hij weer naast mij. “Ik ben u een uitleg schuldig, vind ik zelf. Maar laat mij mijzelf eerst aan u voorstellen: Nico, is de naam. Geen achternamen graag.” Hij sprak zacht, fluisterend eerder. Zijn hand was zacht en warm, geen werkmanshanden.
“BZN”, zei ik gevat, “Ben Zonder Naam”. Een vermoeide grimas vloog over zijn gelaat. “Ik zou u graag buiten deze afluisterhut willen ontmoeten om u een en ander uit de doeken te doen. U heeft naar mij geluisterd, zie ik. U bent niet één van hen. U bent nog te helpen. Zullen we zeggen: deze zaterdag om één uur bij de fontein in het stadspark?”
En zonder mijn antwoord af te wachten ging hij weer op in de winkelende massa.

Tegen enen zocht ik die zaterdag een vrij bankje bij de fontein en even over enen kwam Nico aangelopen. Ik herkende hem bijna niet. Colbert losjes met een hand over de schouder, stropdas losjes geknoopt, wandelde hij uiterst relaxt op mij af, genietend van het zonnetje. Het bleek dat hij al eerder gearriveerd was, maar zich schuil had gehouden om te kijken of ik soms gevolgd werd en of er zich geen andere, verdachte bewegingen onder de plantsoengasten voordeden. De kust was veilig zogezegd. Nico was ontspannen.

Ik daarentegen, was gespannen. Ik wilde eindelijk wel eens weten wat er nou allemaal stak achter dat grote geheim en die etiketten en dat afluisteren dan wel bespieden van klanten van de supermarkt.
Toch wilde Nico niet gaan zitten om te praten. De kans op toehoorders is nihil als je loopt, was zijn mening. En zo begonnen wij aan een wandeling die mijn hele leven zou veranderen.

Nico vertelde:

“Mijn ouders hadden een boerderij. Als kind hielp ik altijd mee in het bedrijf en dat was flink aanpoten. In mijn studententijd en de eerste jaren als jongste medewerker op een advocatenkantoor, deed ik nog aan sport en fietste dagelijks heen en weer. Ik had een slank, getraind lichaam. Nu ik zelf kantoor houd kom ik nauwelijks meer toe aan lichaamsbeweging. Ook mijn klanten zouden het vreemd vinden wanneer hun advocaat zich op de fiets meldt. Ik verplaats mij veelal met de auto, zelfs voor afstanden die eenvoudig te fietsen zijn.
En ongemerkt werd ik zwaarder en zwaarder, groeide ik dicht. En ik ontwikkelde diabetes! Mijn huisarts deed daar vrij luchtig over. “Nico”, zei hij, ik schrijf je een pilletje voor, in te nemen vóór elke maaltijd, en je kunt weer járen voort! En probeer ook wat af te vallen, meer te bewegen, maar dat zal met jouw beroep wel niet zo eenvoudig zijn. Al die gekke werktijden met die rechtzaken en die netwerkrecepties, hé, old boy!”
Dát zei hij: Old Boy!! Dé kreet waar in mijn kringen zaken off the record geregeld worden, zaken die niet door de beugel kunnen. Dé kreet waarmee je de ander corrumpeert. Dé kreet ook waar ik allergisch voor geworden ben. Uiteindelijk ben ik nog steeds die eenvoudige boerenjongen met een ideaalbeeld van hoe de maatschappij eruit zou moeten zien. Daarom ben ik rechten gaan studeren. Om bij te dragen aan een eerlijke maatschappij, óók voor boerenzoons. Om die maatschappij niet te laten verworden tot een speeltuin voor de hogere kringen, waar de ‘old boys’ elkaar de knikkers toespelen die anderen nooit zullen bezitten.

Ik probeerde verschillende diëten, maar die strandden de een na de ander. De eerste kilo’s gingen er altijd eenvoudig af, maar volhouden was lastig en de kilo’s vlogen er ook weer aan.
Nog geen jaar later kwam er een pilletje bij tegen verhoogde bloeddruk. En meteen maar eentje om het hart in conditie te houden. Nog weer een jaar later kondigde mijn internist voorzichtig de insulinespuit aan. En ik dacht: dit is het dus. De klachten worden langzaamaan erger, de doses verhoogd. Ik word nu al naar mijn graf begeleid!! Ik was net vijftig! Net vijftig, en mijn artsen waren al bezig met mijn doodsgang! Wat een schrikbeeld! Maar ik legde mij daarbij neer. Want wat was het alternatief? Zonder medische begeleiding zou ik zeker sneller sterven, en nog rotter ook. Organen zouden beschadigd raken, lichaamsuiteinden afsterven en geamputeerd moeten worden. Een rolstoel zou onontkoombaar zijn, afhankelijkheid was mijn toekomstperspectief! Gruwelijk, maar uit te stellen of te beperken als ik mij overgaf aan de goede zorgen van de medisch specialisten. Zo dacht ik erover.
Zo dacht ik erover tot Lotte aanbelde.

Lotte moest voor de rechter verschijnen vanwege een opgezegd huurcontract voor haar extra moestuin naast haar boerderij en zocht een advocaat. Lotte was een vrije vrouw, vrijgevochten is meer het woord. Was in de jaren zeventig blijven hangen, wilde haren en ruimzittende bruin-oranje-paarse bloemetjeskleding, en was helemaal zichzelf. Commune met boerderij en onbespoten groente, nooit getrouwd geweest, af en toe een man over de vloer, geen kinderen en rookte nog steeds enkele joints per week.
Lotte had haar communeboerderij een andere bestemming gegeven. Zij bestierde nu een ‘zorgboerderij’, waar mensen die er even tussenuit willen of die psychosociale problemen kennen, opgevangen en beziggehouden kunnen worden om tot rust of zichzelf te komen. De onderkomens vanuit decommunetijd komen daarbij soms goed van pas. Lotte leefde grotendeels van wat haar moestuin opbracht. U snapt, dat sprak mij als boerenzoon erg aan. Veel kon zij mij niet betalen, maar in dit geval hanteerde ik mijn sociale tarief, wat zij vaak aanvulde met verse groenten uit haar tuin. Onze relatie was al snel de professionele scheidslijn voorbij en wij hadden hele gesprekken over vroeger en over vee- en landbouw van vóór de groeihormonen en bestrijdingsmiddelen.

Lotte was overtuigd macrobioot. Lotte leerde mij de etiketten te lezen. Wees mij op de onnatuurlijke samenstelling van ons moderne voedsel. Zij liet mij zien dat overal verzadigde vetzuren in zitten en dat er giga hoeveelheden verslavende suikers toegevoegd worden om ons maar afhankelijk te maken, om ons maar méér te doen consumeren. Als varkens die elkaar bij de trog verdringen om maar zoveel mogelijk binnen te krijgen. Ineens zag ik al die klanten van de supermarkt als die varkens, zich verdringend voor de troggen met kant-en-klare maaltijden, blikvoer, brood, pasta’s, koekjes, cakes, toetjes, frisdranken, chips….Allemaal snel klaar te maken om snel te bevredigen.”

Hier pauzeerde Nico. Wij waren net bij een afgelegen bankje aangekomen en namen plaats. Ik zweeg. Ik had tijd nodig. Zijn verhaal kwam nu in volle omvang bij mij binnen. Er waren zoveel overeenkomsten. Ook ik had diabetes, ik spoot zelfs al twaalf jaar insuline. Ook bij mij ging de medicatie geleidelijk omhoog, ook ik liep gedwee aan het handje van mijn artsen. En ik kon mij alles voorstellen bij ongezond dikke klanten met bleke varkenskoppen in de supermarkt.

Ook Nico zweeg, bezig met zijn eigen gedachten. Zo zaten wij een tijdje naast elkaar. Tot een kwartier geleden vreemden voor elkaar. Nu met elkaar verbonden.

“Weet je wat mij nou zo…” begon ik, maar Nico kapte meteen af. “Nee, stop! Het is genoeg voor vandaag. Ik heb dit nog nooit met iemand gedeeld. Ik ben moe en ik moet nog veel doen vandaag. Voor de goede zaak!”
Abrupt stond hij op en keek op mij neer, zijn ogen weer onrustig.
“Blijf jij hier nog maar even zitten met je gedachten. Ik ga vast. Eén raad nog: praat hier met niemand over. Níemand, hoor je? Er zijn enorme belangen in het spel, vermoeden wij. Maar verder onderzoek is nodig. Zij deinzen voor niets en niemand terug! En onthoud: hou de buitenkant in de supermarkt, dat is de veiligste route!” En weg was Nico. Zijn colbert had hij aangedaan en ontspannen lopen deed hij helemaal niet meer. Aan zijn hoofdbewegingen zag ik dat hij weer schichtig heen en weer keek. Hij liep ook schichtig. Hij deed mij ineens denken aan dat creepy figuurtje uit Tolkiens In de ban van de Ring, Gollem.

Daar zat ik dan met mijn gedachten. Ik probeerde mij te ontspannen en van het zonnetje te genieten, maar dat lukte niet. Wat een verhaal, jôh, van die Nico. Ik kon het mij nog woordelijk herinneren. Ik wist dat ik nooit meer gewoon zou winkelen, in welke supermarkt dan ook. Ik wist dat mijn leven voorgoed veranderd was.

(c) Ben Voorend     2016