Het duurde drie dagen voordat ik Nico sprak. Twee nachten slapen op een deels in onbruik geraakt industrieterrein. Slopend! Want na mijn vlucht uit het ziekenhuis ging ik linea recta op huis aan. Ik wilde naar bed. De bus stopte op de hoek, maar toen ik mijn straat inliep zag ik in de verte, ter hoogte van mijn huis, het busje staan van de regiobezorgdienst van de apotheek. Ik was meteen gealarmeerd! Ik verwachtte helemaal geen medicijnen! Ik vertrouwde het niks en liep een andere wijk in. Ik liep wel een uur en ging toen weer eens kijken. Het busje was weg en ik liep naar mijn huis.
Toen ik de voordeur naderde, ging de deur van de buren open. “Hoi, Ben! Of je even de apotheek wil bellen. Die stonden hier een uurtje geleden. Hebben zeker een kwartier gewacht, maar jij kwam maar niet. Hadden een afspraak met jou, dachten ze. Hier is het nummer.” De buurvrouw overhandigde mij een briefje.

Ik opende het gevouwen briefje niet direct. Els was blijven staan. En mij te nieuwsgierig. “Tjonge, Ben, wat zie jij er uit!”, viste ze nog. Ik mompelde maar iets van een wilde nacht en ergens blijven logeren en stak de sleutel in het slot.
Binnen bekeek ik het briefje. Er stond een met de hand geschreven telefoonnummer op, maar wat mij meteen opviel was het logo. Niet het logo van mijn apotheek, maar dat van de apotheek van het ziekenhuis!!
Ik voelde mij opgejaagd. Ik wist nu zeker dat er iets helemaal fout was.Snel pakte ik mijn medicijnen, gelukkig bewaar ik die altijd in een minicase, trok nieuwe kleren aan om niet eenvoudig herkend te worden, belde ondertussen mijn werk om mij ziek te melden en verliet via de achterdeur de woning. Op weg naar de supermarkt pinde ik een grote hoeveelheid geld om contanten op zak te hebben en ik posteerde mij in de buurt van de supermarkt. Ik wist dat Nico daar vroeg of laat zou opduiken. Ik móest hem spreken!

Twee volle dagen leefde ik van de snackbar dichtbij de supermarkt. Ik at er, dronk er mijn water en waste mij in de toiletruimte. De uren ertussenin bewaakte ik de entree van de supermarkt. Slapen deed ik in een bouwvallige keet met roestige, piepende scharnieren waaraan de restanten van een deur hingen, op het industrieterrein verderop. Die keet was al eerder gebruikt, maakte ik op uit de lege bierblikjes, soepblikken en broodzakken, maar nu stond het ding leeg voor de volgende sloeber. Voor mij dus. Een harde houten bank deed dienst als bed en een vuil kleed als beddensprei. Tot overmaat van ramp regende het die tweede nacht onophoudelijk. Mijn onderkomen bleek op meerdere plaatsen lek. Met opgetrokken knieën en de beddensprei tot onder mijn kin kon ik, half zittend in een hoekje, mijzelf wijs maken dat ik toch nog een béétje sliep. En toen waren daar ineens die ratten!! Mijn God, wat voelde ik mij ellendig!

Aan het eind van die derde dag zag ik tot mijn opluchting Nico de supermarkt binnen gaan. Als een dief sloop ik zo dicht mogelijk naar de ingang van de supermarkt, ervoor wakend dat ik niet gesnapt zou worden door mogelijke camera’s bij de ingang en wachtte op hem. Het duurde wel tien minuten, maar toen zag ik hem weer in de deuropening verschijnen.
“Nico! Nico!”, riep ik zo hard als ik durfde, want ik wilde niemand van het winkelpersoneel alarmeren. Nico keek in mijn richting en herkende mij onmiddellijk. Een kort knikje was het bewijs. Hij liep mijn kant op en toen hij mij passeerde wenkte hij mij nauwelijks merkbaar om hem te volgen. Ik liep een paar honderd meter op ruime afstand achter hem aan. Bij een steeg bleef hij even staan en stapte toen de schaduw in. Ik voegde mij bij hem.

“Wat is er gebeurd, man? Je ziet er niet uit!”
“Nico, ik móet je spreken. Je moet me helpen. Ze zitten achter mij aan!” Mijn stem klonk vermoeid, ik was aan het eind van mijn krachten.
“Hier niet! Hier is het te gevaarlijk. Bij mij kan ook niet, ik weet niet of ze mij in de gaten houden. Weet jij een plek?”
Even later zitten wij in de keet op de harde houten bank. Ik doe mijn hele relaas. Nico luistert aandachtig en onderbreekt mij een enkele keer. Als ik klaar ben blijft het een hele tijd stil. Dan kijkt Nico mij aan. Hij is ongerust, zie ik. “Blijf hier en hou je gereed”, zegt hij. “Ik haal mijn auto op en kom je halen. Jij moet hier zo snel mogelijk weg!”

(c) Ben Voorend   2016