Binnen, in de barruimte waar wij vannacht ook zaten, zit Ronald weer, of nog. “Ben, goedemorgen, je ziet er al een stuk beter uit, man! Dit zijn Conny en Nicole, de coördinatoren van de ‘januarigroep’, ook net aangekomen. Ik stel voor dat we allemaal aan de ontbijttafel gaan en daar verder kennis maken.” Ik schud de twee dames de hand. Hun ogen stralen zachtaardigheid uit en hun handen energie.
Onder het ontbijt van, alweer home made, muesli en brood met pitten en zaden, laten zij mij zelf nog eens het hele verhaal doen van de voorbije dagen. Geboeid luistert het hele gezelschap, mij hier en daar onderbrekend voor een vraag. Ook Chessy is er bij aangeschoven. Ze heeft de koffiepot en de theepot gewoon op tafel gezet, maar niemand schenkt bij.

“Tjonge zeg,wat een verhaal!”, zegt Conny, als ik uitgesproken ben. “En wat een kletskoek van die Van den Bossche over die neurotransmitters en die bestralingen! Klopt natuurlijk niets van, maar een leek in een ziekenhuisbed is begrijpelijk niet opgewassen tegen zo’n overtuigende witte jas. Zo doen ze dat blijkbaar.”
“Ja,” valt Nicole bij, “dit bevestigt eigenlijk ons vermoeden wel.”
“Ik denk dat we de hele groep bijeen moeten roepen”, zegt Ronald. “Dit moet iedereen weten, want dit verandert een heleboel. Iedereen loopt gevaar, nu ook van een andere kant. Er zullen nieuwe instructies moeten komen.”
“Je hebt gelijk, Ronald. Chessy, regel jij dat?”, zegt Conny.
Chessy knikt en staat op. “Subiet! Iemand nog koffie of thee?”
“We nemen wel mee. Zullen we vóór verder gaan?”, stelt Nicole voor.

“In ons economisch bestel staan omzet en groei van bedrijven centraal. Bedrijven moeten blijven groeien om winst te maken. Zonder winst geen groei, en zonder groei geen vertrouwen en geen investeerders, dus geen kapitaal, oftewel faillissement. Groei is noodzakelijk om als bedrijf te overleven,” aldus Conny. “Daarom zullen bedrijven er alles aan doen om afzet te genereren en te groeien.”

“Waarom putten wij onze aarde helemaal uit door onbeperkt fossiele grondstoffen op te pompen of te verbranden? Omdat van olie plastic gemaakt wordt voor wegwerpverpakkingen. Of benzine om te verstoken. Steeds zal de consument terug komen om weer te kopen, hij is onverzadigbaar”, zegt Ronald. “Of, anders gesteld: hij is afhankelijk gemaakt.”

“Wij verdenken de voedingsmiddelenindustrie ervan dat die onze voedselbehoefte probeert te stimuleren met toevoegingen van suikers. Probeert ons te conditioneren tot slaafse consumenten, die zich dagelijks aan de trog melden om tot ons te nemen wat ons voorgeschoteld wordt middels acties, bonusprijzen of hamsterdagen,” voegt Nicole fel toe, haar ogen schieten vuur. “Wij hebben statistische bewijzen van…”, Conny onderbreekt haar. “Rustig maar, Nicole, dat komt later wel. Laten wij ons nu even beperken tot de hoofdzaken.”

“Want,” vervolgt zij, mij aankijkend, “jouw verhaal, Ben, is het bewijs van ons vermoeden dat er nog een andere partij in het spel móet zijn, namelijk de farmaceutische industrie, met medici in haar kielzog! De strategie om ons allemaal naar die verslavende suikers te laten grijpen werkt pas goed als een tweede partij, de farmaceuten, de andere kant op kijkt. Want wát doen farmaceutische bedrijven graag? Zij verkopen graag zoveel mogelijk medicijnen. Om te groeien, om te blijven bestaan! Nou geloof ik niet dat álle medisch specialisten onder dit hoedje meespelen, maar toch zeker wel een deel van hen. De meesten zullen zich niet bewust zijn van wat er boven hun hoofd uitgedacht wordt, of wíllen zich daar niet in verdiepen. Zij proberen oprecht mensen te genezen, maar zijn zó overtuigd van de wetenschappelijke onderbouwing van hun ziekenzorg, dat zij de hakken volop in het zand zetten bij onze proefondervindelijke aanpak. Zij vinden ‘de patiënt’ een onbetrouwbare partner. Hoezo voelt u zich goed? Dat meten wíj wel!”
Conny zwijgt. Iedereen zwijgt. Iedereen laat de consequenties van Connys analyse tot zich doordringen. De stilte is drukkend en houdt wel een volle minuut aan.

Ronald verbreekt de stilte. Hij praat rustig, sereen bijna. “Jullie hebben deze boodschap goed tot jullie door kunnen laten dringen. Is er iemand die hier nu, op dit moment en in deze groep, daarover iets kwijt wil? Want het is niet niks, hé, wat er zojuist duidelijk is geworden! Je mag er boos over zijn, verdrietig… Laat je maar gaan, doe maar. We zijn met gelijkgestemden onder elkaar…Niemand? Dan stel ik voor dat wij allemaal onze beide voeten vóór ons op de grond plaatsen, de schouders laten zakken, het hoofd rechtop en de ogen dicht, en ontspan, ontspan, ontspan…word één met jezelf, met je omgeving. Let op je ademaling, rustig, rustig, rustig… Voel de opkomende zon op je gezicht, absorbeer de warmte, de energie die je ervan krijgt. Buig die energie in de richting die wij samen gaan, zodat wij gezamenlijk ons kunnen richten op de taak vóór ons. Een taak, die, zoals ons net duidelijk is geworden, aanzienlijk verzwaard is. Wij zullen elkaar nodig hebben, elkaar moeten kunnen vertrouwen… Voel de warmte. Voel de energie. Voel ónze energie…Ik tel nu af naar nul. Bij nul doen jullie de ogen weer open en kijken jullie elkaar één voor één aan. Zíe elkaar, houd van elkaar! Drie…twee…één.

Ik doe mijn ogen open, net als de anderen. Er is iets veranderd. Wij allemaal kijken elkaar één voor één secondenlang in de ogen. Het gevoel van saamhorigheid hangt haast tastbaar in de lucht. Als op een onzichtbaar teken staat iedereen tegelijk op en wij omhelzen elkaar, lachend, sommigen met tranen in de ogen.
“Dit is mooi,” neemt Ronald het heft weer in handen,”laten we, om dit moment, dit gevoel, vast te houden en mee te nemen naar de toekomst, nu naar de zaal hiernaast gaan en een groepsoefening doen in vertrouwen.” Hij gaat ons voor naar één van de ruimten rechts in de ontvangsthal. Hij stelt ons op in een kring. “Wat wij nu gaan doen is eng! Echt eng! Het is een les in vertrouwen hebben. Vertrouwen hebben in elkaar. Daarnet, in de ruimte hiernaast, vóelden wij allemaal de energie die ons bindt. Elke porie in ons lichaam vóelde die energie. Voelde het vertrouwen in elkaar om samen de toekomst te veranderen… Hier komt de eerste test.”
Hij kijkt vragend de kring rond. “Conny, wil jij als eerste in het midden van de kring gaan staan? Ja? Dan ga ik je nu blinddoeken en op mijn teken ga jij ronddraaien om je eigen as. Op het moment dat ik zeg ‘stop!’, sta je stil en laat je je achterover vallen. Heel eng, want je ziet niets. Je zult erop moeten vertrouwen dat de groep je opvangt. Oké, klaar? Draaien maar!” Onvast op haar benen draait Conny een aantal keren rond haar as. “Stop!”, zegt Ronald. Conny zakt iets door haar knieën en spreidt haar armen om haar evenwicht te bewaren. Na een korte aarzeling laat zij zich achterover vallen om vervolgens keurig opgevangen te worden. Wij zetten haar weer op haar benen, Ronald doet de blinddoek af. Huilend valt Conny hem om de nek. “Zo eng”, snikt zij, “zo eng, Ronald! Maar ook zo bevrijdend, opgevangen te worden door mensen om je heen. Niet te beschrijven. Onvergetelijk!”
We komen allemaal aan de beurt. Ook Ronald. Ook ik. Wij allemaal reageren ongeveer hetzelfde als Conny. Het is heftig.
Dan is het tijd voor een groepswandeling.

(c) Ben Voorend    2016