De wandeling is ontspannen. De bosrijke omgeving, afgewisseld met landerijen, geeft mij een vakantiegevoel. Ik praat met iedereen wat over ons privéleven, werk, het nieuws, koetjes, kalfjes en voetbal. We bevinden ons in Uden, verneem ik, in Brabant (maar dat wist ik al), op landgoed Blauwrijk, centrum voor Gezondheid en Welbevinden. Door het jaar heen komen hier allerlei bedrijven voor personeelstrainingen. De groep waar ik nu mee optrek is een vaste gebruiker, voortgekomen uit de Diabetesvereniging Nederland. Zij noemen zich DAF, het Diabetes Actie Front (hoe toepasselijk, DAF in Brabant!). Het DAF, verneem ik, organiseert groepsbijeenkomsten voor diabeten om van hun afhankelijkheid van medicijnen af te komen door het aanleren van andere voedingsgewoontes en leefgewoontes. Kernwoorden zijn: weinig koolhydraten, gezonde vetten, eiwitten en bewegen, veel bewegen. Daarnaast probeert het DAF te bewijzen dat er een schimmige wereld steekt achter onze levensmiddelenindustrie. Een goed georganiseerde schimmige wereld zelfs, want behoudens enkele aanwijzingen, zijn er nog nooit bewijzen gevonden.
Ronald praat mij bij: “De huidige groep met diabetes is in januari gestart en wordt daarom de ‘januarigroep’ genoemd. Het is pas de vierde groep van dit programma en bestaat voor driekwart uit insulineafhankelijke suikerpatiënten. De individuele resultaten zijn verbluffend, ook al lopen deze soms erg uiteen. Het merendeel ziet zijn glucosewaarden dalen als gevolg van andere voeding en meer beweging. Door in een groep de diabetes te lijf te gaan, voel je je gesteund door anderen die tegen dezelfde problemen en verleidingen aanlopen en de oplossingen die zij aandragen.”
Deze saamhorigheid is van vitaal belang voor de deelnemers om door te zetten, vertelt Ronald mij. “Eén van de deelnemers plaatste eens een hulpkreet op de groepsapp: “Help! Ik heb mij één dag toegestaan weer eens lekker met mijn kleine kinderen te smullen, maar kom er niet meer van af! Ik blíjf snoepen en verkeerde dingen eten!!” en nog diezelfde dag meldden zich twee deelnemers bij haar om met haar te praten en haar door de crisis heen te helpen. En dat werkte!”

De lunch is zeer voedzaam en bestaat uit, en dat verbaast mij al niet meer, zelfgemaakte verse groentesoep, muesli, scrambled eggs met bieslook en spekjes en witlofsalade. Na de lunch zet ik mij even op het bankje in de zon, schuin tegenover de ingang van de boerderij. Ik wil alles nog eens voor mijzelf op een rijtje zetten. Chessy heeft haar werk gedaan, zie ik, er arriveren twee mensen, de eersten van de ‘januarigroep’, neem ik aan.
Ik zit nu dus ondergedoken bij het DAF. Waarom? Omdat ik kennelijk voor mijn leven moet vrezen. Of beter gezegd, voor mijn gezondheid. Die prof. dr., of wat voor titels hij ook allemaal heeft, Van den Bossche is volgens mij heel fout bezig! Mijn hersenen bestralen om insulineaanmaak te beperken of op te heffen! Belachelijk!! Volgens Conny is dit geen op zichzelf staand incident, maar een gerichte actie tegen mij als het gevolg van afspraken tussen de voedingsmiddelenbranche en de farmaceutische industrie. En wat zei die Van den Bossche ook alweer? “Wij hebben hier ruime ervaring met deze behandeling,” of iets dergelijks. En miss Cruellla, die Belgische collega van hem, voegde daar nog aan toe dat hij ‘de beste’ was. Wel alle donders! Ik hap naar adem. Dan spring ik op en race de entreehal binnen. “Waar is Conny?”
Geschrokken kijken de nieuwkomers om. Ook Chessy, die hen net welkom heet, schrikt als ik zo binnnenstorm. Zij wijst naar achteren. “In de keuken, geloof ik.”
Ik ren naar de keuken. Conny staat daar met de kokkin te overleggen. “Conny, ik móet je spreken! Ik snap het! Ik heb het dóór!” Conny legt meteen de soeplepel neer. “Nog een klein rood pepertje erdoor snipperen, Maaike, en dan is de soep af”, instrueert zij de kokkin nog even en komt naar me toe. Wij lopen het restaurantgedeelte in en gaan in een hoek zitten. Oplettend kijkt Conny mij aan. “Vertel.”

“Het is een heel netwerk, een internationaal netwerk, het ziekenhuis is één van de zovele in Nederland, nee, in Europa,” struikel ik over mijn woorden. “Rustig, Ben. Rustig aan. Tel even tot tien en begin opnieuw,” onderbreekt Conny mij.

“Het werd mij daarnet allemaal duidelijk”, zeg ik. “Mijn lieve nachtzuster Felicia, heeft mij méér verteld dan dat zij bewakingsbeelden van de supermarkt bekijken. Zij vertelde ook dat het ziekenhuis hét ziekenhuis in de provincie is waar de zware diabetesgevallen behandeld worden. En dat het internationaal vermaard is om de resultaten! Ik concludeer daar uit dat elke provincie één ziekenhuis heeft met een gespecialiseerde diabetesafdeling voor de zware gevallen uit die provincie. Een netwerk dus. En die mevrouw DeKat is Belgische. Dat betekent dat zij ook dáár actief zijn! Of gaan zijn, ik weet het niet. Misschien is zij in de leer bij Van den Bossche.”

Conny steekt haar hand op, sluit haar ogen en denkt even na. “Jij bent een opmerkzaam mens, Ben, dat zei Nico al. Opmerkzaam en koelbloedig als het moet. En je bent strijdbaar. DAF kan mensen als jij goed gebruiken. Ik hoor graag van jou of jij je bij ons wilt aansluiten. Wij moeten het gevecht aan met grote machten en wij moeten slimmer zijn dan zij. Zij werken in het geniep, wij zullen hen dáár moeten bestrijden. Denk er even over na. Je aansluiten bij ons kán betekenen dat je met je leven speelt. Ik ga nu wat mensen begroeten en kom dan bij je terug. Dan wil ik ook een antwoord van je.” Conny staat op en begeeft zich naar de entreehal. Ik blijf achter met mijn gedachten.

Tja, wat moet je nou? Wat valt er te kiezen? Feitelijk heb ik helemaal geen keuze. Als ik terug ga dan word ik in no time gespot. En dan? Sinds ik het ziekenhuis ontvluchtte ben ik al een gevaar voor Van den Bossche c.s. En die laat er geen gras over groeien, getuige het busje van de medicijndienst bij mij thuis en dat telefoontje vannacht op het pad hierheen. Want wie belt er nou nog zo laat? Toch maar even checken. Nee, inderdaad, een onbekend nummer. Even googelen. Niets. Nou ja, nog niet veel wijzer. In elk geval geen bekende van mij.
Door de hal loop ik weer even naar buiten om in het zonnetje mijn gedachten te ordenen. De hal is al aardig vol met mensen die elkaar enthousiast begroeten. Conny en Nicole zijn druk met de ontvangst. Bij groepsbijeenkomsten is het gebruikelijk dat gewicht en bloedwaarden van de leden vastgelegd worden. Er staat een rijtje wachtenden gezellig voor het tafeltje waar Conny en Nicole druk bloed prikken en wegen en noteren. Ik gebaar Conny dat ik vóór te vinden ben.

Op het bankje laat ik de gebeurtenissen van de afgelopen weken nog eens de revue passeren. Mijn keuze is feitelijk al gemaakt. Verontwaardiging en boosheid maakt zich nu van mij meester. Mijn leven ligt overhoop. Ik kan niet terug naar huis, niet terug naar mijn werk, mijn vrienden. Ik ben potverdorie gewoon radicaal afgesneden van mijn oude leven door misselijke apen die omwille van geldelijk gewin jacht op mij maken! Die mij willen verminken om mij uit te knijpen tot ik de pijp aan maarten geef. Was die Van den Bossche maar hier. Ik zou die tronie van hem helemaal verbouwen!
Conny is naast mij op de bank komen zitten en kijkt mij vragend aan. “Conny”, zeg ik, “we gaan dat tuig aanpakken!”

(c) Ben Voorend    2016