Sinterklaastijd betekende altijd: veel snoep. Maar ik zat soms wel met kleine problemen. Die snoepvoorziening bijvoorbeeld. Dat liep via de daken. Daarover wilde ik meer helderheid hebben. Want onmogelijk kon de Sint al die miljoenen daken in het hele land binnen drie weken bezoeken, nog los van de vraag hoe hij die daken logistiek en technisch kon bereiken op zijn witte schimmel. Ik had een plaatje gezien waarop Sinterklaas met paard en al op een dak stond! Hoe kon dat? Omhoog klimmend langs de muren? Hoe dan? Op die schuine dakpannen laverend die – zoals ik wist – meestal nogal los in elkaar gehaakt op hun plaats werden gehouden? Na een storm had ik dakpannen in scherven op straat zien liggen. Die waren er gewoon vanaf gevlogen. Sint zou binnen de kortste keren uitglijden daar boven. En dan zou zijn paard zeker dood zijn.

Mijn vader legde het mij uit, nadat ik dit raadsel uiteindelijk maar eens aan de orde stelde. Het keerde steeds maar terug in mijn hoofd. Ik moest begrijpen dat het vooral het werk van Zwarte Piet was en daarvan waren er heel veel. Duizenden. Op een heel grote zeeboot waren die in de haven geland en ik had ze ook zelf gezien bij de intocht op het Rembrandtplein. Daar kwam de Sint vlak voor onze neus langs op zijn witte paard, gevolgd door ontelbare Zwarte Pieten in alle soorten en maten. Altijd pas na lang wachten, want eerst kwam er altijd een hele stoet reclamewagens met grote borden voorbij – waaronder altijd de Spaarbank voor de Stad Amsterdam – en politiemannen op motoren. Als je geluk had kon je een blikken klik-kikker scoren van de Spaarbank. De Zwarte Pieten waren allemaal heel snel en lenig. Dat wist ik. Negers zijn namelijk veel leniger en sneller dan blanke mensen zoals wij – behalve dan van die oude dikke negermannen met gouden tanden die steenrijk waren. Bij de intocht maakten sommige Zwarte Pieten soepele radslagen en liepen soms zomaar even op hun handen. Mijn moeder had in de krant gelezen dat sommige Zwarte Pieten zelfs de hele route op hun handen hadden afgelegd!

Dus de Zwarte Pieten klommen langs de regenpijpen de daken op, om de pakjes door de schoorstenen te gooien. Maar toch deed de Sint daar soms ook weer aan mee, want op een foto had ik een keer gezien dat hij zelf in vol ornaat op een hoog dak stond. Maar mijn probleem was opgelost.

Vragen keren terug zolang de inhoud van het geloof tegenstrijdige elementen bevat.

Vragen sluimeren op de achtergrond zolang de vreugde van het geloof overheerst.

Vragen zijn opgelost zodra het antwoord – welk soort antwoord dan ook – in overeenstemming blijft met de constructie van het geheel. Mijn twijfels verdampten als ochtenddauw in een beloftevolle zomerse dag.

Je mekkert er niet meer op door. Want ik geloofde in Sinterklaas.

De onthulling

Mam kwam naar me toe en zei dat ze me “iets belangrijks” moest vertellen. “Een geheimpje!”

Mijn oudere broer en zus wisten er ook van, maar aan mijn kleine broertje mocht ik het niet doorvertellen. Dat beloofde ik. Want ik geloofde in mijn mam.

“Zul je mij dat echt beloven, Reinout?” Ja tuurlijk. Geen punt. Ook als ik weer ruzie maakte met mijn broertje zou ik mijn tanden stijf op elkaar houden. Maar wat was er? Ze hield mijn hand vast.

“Sinterklaas bestaat wel, maar niet echt.” Ik begreep het niet. Wat ik moest weten en begrijpen was dat de grote mensen het Sinterklaasfeest zelf bedacht hadden. Voor de kinderen. Dus hij kwam niet uit Spanje en hij was niet een bisschop…? Nee! Et cetera. De grote mensen speelden een groot spel. Voor de kinderen, om ze te verwennen. Omdat de kinderen lief zijn. En mijn oudere broer en zus speelden dat ook mee. Zoiets. Helemaal precies kan ik haar formuleringen niet meer herhalen, aangezien je dingen waarin je gelooft beter onthoudt dan dingen waarin je niet mag geloven.

Maar mijn herinnering zit dicht in de buurt. Mijn moeder trachtte de schok met warme watten te omhullen.

Ik was stomverbaasd. Dat dit allemaal zomaar kon! En in een flits schoot door me heen: hiermee is dus alles afgelopen. De hele verwennerij: de intocht, het schoenen opzetten, het bezoek van de Sint op 5 december, de pakjesavond met alle surprises en gedichten, kortom die hele luilekkerlandse boel… alles opgeheven! Exit.

“Dus dan krijgen we ook geen pakjes meer, mam…?”

“Nee joh! Jawel! Wij maken alle pakjes leuk zelf en we geven die aan elkaar! We maken het met ons allen heel gezellig!”

Groot was mijn opluchting. Ik realiseerde me dat er dus feitelijk niks aan de hand was. En ineens dacht ik weer terug aan dat joch in mijn kleuterklas die steeds droogjes rondbazuinde dat Sinterklaas niet bestond. Die wist het dus al die tijd al! Alles was één grote maskerade, maar dat was dus eigenlijk geen enkel probleem omdat het punt was dat onze jaarlijkse verwennerij thuis gewoon door zou gaan. Maar heel belangrijk was dat ik het absoluut niet mocht zeggen tegen mijn kleine broertje. Dat moest ik echt goed onthouden. Weer beloofde ik het. Plechtig.

Ik voelde mijzelf opeens een stukje groter geworden. Ik maakte nu onderdeel uit van de volwassenen. Alles was gered. Mijn eigenbelang maakte mijn geloof in Sinterklaas in één klap tot een fantasieloze, ridicule futiliteit. Die hele Sinterklaas hoefde niet meer – aangezien mijn hebzucht onaangetast zou blijven via de beschermende warme watten waarin wij thuis ’s winters altijd gelegd werden en nog vele jaren lang gelegd zouden worden.

 

  • Wordt vervolgd –

 

© Reinout Koperdraat                  06/12/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.