Op mijn atletiekvereniging dreigde het jaarlijkse Sint-feest afgeschaft te worden. Een paar Pieten zouden tijdens de pupillentraining buiten op de baan even wat rondstrooien met pepernoten. Dat was toch ook leuk? En dat moest maar genoeg zijn, vond het nieuwe bestuur. En onze kantine zou opeens trouwens te klein zijn voor tachtig pupillen met hun ouders. En er waren te weinig vrijwilligers en… Et cetera.

Belachelijk. Wat een dwaze bezuiniging. Boos liep ik het bestuurshok binnen – tevens mijn eigen kleine kantoor, aangezien ik hier bij mijn eigenste lieve AV’23 in loondienst was als ambtelijk secretaris en organisatie-regelneef via de Stichting Sportbeheer.

“Zet maar op de agenda, Sint-feest” zei ik droogjes. Als je het Sint-feest één keer overslaat, dan krijg je het nooit meer terug. Lang hoefde ik niet te argumenteren. “Nou, organiseer het dan maar!” riep mijn voorzitter – een snelle loper en een man met dadendrang. Zo gezegd zo gedaan.

Moeders moest ik nu hebben. Moeders van onze pupillen, die niet teveel zouden vragen of klagen, want de tijd was kort. Twee weken hadden we. Snel vond ik een paar mensen bereid om me te helpen. Ook zij vonden dit club-regeringsvoornemen absurd. We lieten onze handjes wapperen. Als dit ons lukte, dan herinneren onze pupilletjes zich dat over zestig jaar nog! riep ik enthousiast tegen iedereen die het maar wilde horen. Want een goeie herinnering is een geschenk, wist ik. Ik hoefde alleen maar terug te denken aan mijn eigen kindergeloof in het zoete hogere. Mijn bestuur kon er niet omheen. We konden de grote zaal van de Diemense Docval boeken, want we hadden geen zin in een brandweercontrole op ons heerlijk avondje in onze volgepropte clubkantine.

Het vinden van een Sinterklaas kostte grote moeite, aangezien twee vaste en ervaren Sint-spelers beide verhinderd waren op de dag voor pakjesavond. Maar met hulp van een paar andere ouders vonden we toch nog op het laatst een goedheiligman – een voor ons totaal onbekend persoon. Tijd om die te casten was er niet meer, dus het was een gok. We moesten het met dit figuur gewoon maar doen. Pieten waren geen punt: enkele junioren dienden zich lachend aan. Een avondje toneelspelen vonden ze leuk. De hele verkleedpartij en het schminken regelden ze zelf. Binnen een goed uur kocht ik, samen met Joyce, een halve Diemense speelgoedwinkel leeg. Druk delibereerde ik met Joyce tussen de prullaria. Ons devies was: hou het simpel en goedkoop, maar koop geen troep. Joyce wist beter dan ik welke spulletjes het beste zouden zijn voor welke pupillenleeftijd. Ook kon zij sneller knopen doorhakken dan ik. Bij haar thuis pakten we samen met anderen urenlang alles in – maar niet meer gelabeld op naam van de aan ons opgegeven pupillenlijsten, want dat zouden we niet meer halen. De snoepvoorraad verdeelden we gemengd in grote zakken. Joyce maakte het gezellig voor ons en al mijn kleine laatste moment-zorgjes wuifde ze lachend weg. Ze had daarin altijd gelijk. Eenvoudig. Moederlijk. Zonder Joyce zou ik dit zeer waarschijnlijk niet… Et cetera.

afb. Sint Januarius – Pixabay

De Docval zat stampvol. Gekwetter en geschreeuw – dat maar doorging omdat ik vooraf niet echt gedacht had aan een ceremoniemeester om de zaak in banen te leiden. We vonden het niet essentieel. Maar het duurde wel ontiegelijk lang voordat onze Sint-pief eindelijk eens klaar was met zijn uitmonstering. Al een paar keer had ik mijn gezicht om de hoek gestoken van het achterkamertje. De Sint zat verscholen tussen verschillende voorovergebogen ouders. Er werd nog steeds druk geprutst aan zijn outfit. Deze Sint was een risicofactor, voelde ik. Maar alles zou goed komen! moest ik weten. Maar ik had de zenuwen. In de grote zaal had zich inmiddels een vader opgeworpen als een soort verteller. Het zag er wat stuntelig uit. Ik dacht: dit had ik zelf moeten doen. Klaasliedjes werden ingezet. Gelukkig! Altijd opmerkelijk hoe dit soort situaties toch meestal geen enkel probleem blijken in het kader van het grote geheel van het moment. En kinderen mógen toch lekker joelen? Het is toch geen begrafenis? Zo stelde ik mezelf gerust – en Joyce had me inmiddels nu wel vaak genoeg vriendelijk gewezen op mijn …. Het probleem zat alleen in mijn eigen hoofd! Maak je niet druk. Jaaa Joyce… maar dit kon toch beter, hield ik binnensmonds vol.

Eindelijk. Sint schreed naar binnen. Gejoel. Opluchting bij mij. Deze Sint was een risicofactor. Maar hij speelde zijn spel aardig op de planken – wat zacht maar dan moesten de kinderen maar stil zijn. De door ons ingepakte cadeautjes hadden we vooraf categoraal op volgorde gelegd op lange tafels. Leeftijdsverschillen… zodat elk kind na zijn/haar beurt aan de schoot van de goedheiligman geen “fout” pakje aangereikt kreeg. Toen ik achterin even in gesprek was geraakt met enkele ouders ontwaarde ik vage onrust voorin. Enkele ouders stonden weer voorovergebogen rond Sint, murmelend. Ze hadden hem weer verstopt. Dit kan toch niet…? Het zal toch niet…! Maar het zou wel. Er was een probleem opgetreden, zeiden ze me. “Zijn baard zakt steeds af…!” Een plakbandprobleem. Ik ging door de grond. Ik schamperde grijnzend: “Tsja, met cellotape hou je een wereldwijde geloofswereld van het goede nou eenmaal niet in stand!” Of zoiets. Machteloos verbaal pareren van mijn eigen onrust en angst. Dat heet sarcasme.

Hij moest zich even verwijderen – tijdelijk, wisten we snel. De grotere jochies op de eerste rij gierden het uit van pret. Zij wisten het! Zij wisten alles! Joyce stelde me op mijn gemak. “Dat zijn de oudste pupillen, die geloven al niet meer in Sinterklaas! Daarom lachen ze juist!” Maar ik twijfelde. En de vader die vooraf ook het woord had genomen, sprak nu weer tot de kinderen: “Jongens, de Sint moet nu even… weg… maar hij komt straks weer terug! Ik ging door de grond. “Hij moet even naar de WC!” Dit kon aannemelijk zijn, dacht ik. De Sint is ook maar een mens. En de zaal barstte weer in een groot tumult uit. Maar dat gebeurt altijd automatisch zodra er een centraal aangestuurd stilte-sein ontbreekt. De Sint waggelde als een wrak naar buiten, nauwelijks zichtbaar tussen enkele opeengepakte ouders. Het duurde weer lang. Maar dat kwam dus doordat de goedheiligman heel erg oud is en stram en dus niet even als een klein kind zijn plasje kan doen in tien seconden. Ik hoorde het aan. Ik bleef twijfelen. Er werden weer liedjes aangeheven. Na een lange tien minuten keerde Sint terug, zijn baard liep niet meer weg en de voorstelling ging gewoon weer door – al moesten de laatste tientallen kindertjes wat sneller worden afgewerkt aan Sints’ schoot. Alle pakjes werden per kind vlekkeloos overhandigd. Ik bestudeerde nogmaals die jochies vooraan. Maar die waren intussen alweer met hele andere dingen bezig onder elkaar.

“Ze hebben echt niks gemerkt! Echt niet!” vertrouwden enkele moeders me toe. “Ja, maar moest je kijken, dat rijtje daar vooraan!” zuchtte ik. “Die kwamen niet meer bij van het lachen!” Ja, maar dat waren dus die grotere jongens en die wisten toch alles al. Geen punt. En moeders kunnen dit weten. Er was hoegenaamd niks aan de hand geweest. Echt niet.

Ik moest gedurende dit heerlijke avondje geloven dat het geloof in Sinterklaas precaire situaties kan overwinnen. Mijn geloof bleek in overeenstemming met de werkelijkheid: de werkelijkheid van onze inzet, van onze organisatie. Zo werkt de liefde. We hadden die avond over de tachtig pupillen blij gemaakt en dat herinneren zij zich zestig jaar later nog.

Er was na afloop niemand die de zaak “een grote nep” had genoemd. God zij dank.

 

©Reinout Koperdraat                   4/12/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.