Deel 1
Hij ontwaakte die ochtend vroeg en besefte dat op deze dag zijn leven beëindigd zou worden. Dit was hem volgens de gebruikelijke procedure reeds een week van tevoren schriftelijk meegedeeld.
Ze waren hem onderhand al overbekend, deze standaardbrieven. Veel van zijn intussen overleden vrienden en kennissen, die thans hopelijk in vrede rusten, hadden deze epistels destijds ook ontvangen. Zelfs de tekst, die hij als overheidsdienaar nog zelf had helpen samenstellen, kende hij uit zijn hoofd:

Geachte heer/mevrouw,

volgens onze centrale computer bereikt u op 14 augustus a.s. de leeftijd van vijftig jaar. Onze felicitaties. Tevens is daarmee het tijdstip aangebroken waarop u ‘Preventief geruimd en vervangen’ dient te worden.
Daarom verzoeken wij u, om u op deze dag des middags om 15.30 uur te melden bij het destructiebedrijf in uw wijk, adres Dodemansgracht 13, alwaar uw bestaan zal worden beëindigd.
Wij verzoeken u beleefd uit één der hieronder genoemde opties een keuze te maken, en door te halen wat niet gewenst wordt.

• Vuurpeloton
• Ophanging
• Onthoofding
• Vergif
• Anders, t.w.

Eén van onze medewerkers zal uw schriftelijke keuze persoonlijk drie dagen na dagtekening bij u komen ophalen.

Met beleefde groeten,
namens de overheid,

Drs. M. Hein

Met deze gang van zaken was hij in de loop der jaren vertrouwd geraakt, want zo zat de verlichte moderne maatschappij nu eenmaal in elkaar. Mensen waren, net als dieren of een stoel, niets meer of minder dan gebruiksvoorwerpen geworden. Het was dan ook een verstandige maatregel om deze op te ruimen voordat mogelijke gebreken konden optreden. Zo bleef ook de economie draaien en dat was uiteindelijk het belangrijkste. Toch voelde hij, nu het hemzelf betrof, een zekere spanning.

afb. Tama 66

Zijn onrustig gewoel deed ook zijn vrouw ontwaken. ‘Wat ben je onrustig,’ haar stem klonk nog slaperig. Daarna vervolgde ze op een iets opgewektere toon: ‘O ja, je bent jarig vandaag. Tjonge, ook alweer vijftig. Ach ja, waar blijft de tijd, nog een jaartje en dan ben ik ook zover. Gelukkig dat je pas vanmiddag bij het destructiebedrijf moet zijn, dan hebben we nog ruim de tijd om gezellig een kop koffie te drinken met een verjaardagsgebakje.’
‘Je kan misschien beter opstaan’, ging zij verder, ‘maar doe wel een beetje rustig graag, dan kan ik nog wat slapen.’ Zij draaide zich op haar andere zij en trok de dekens behaaglijk om zich heen.

Toen zij weer rustig en regelmatig ademde, stapte hij behoedzaam uit bed. Hij begaf zich naar de badkamer en begon, net als op andere dagen, zorgvuldig zijn toilet te maken. Eigenlijk kwam hem dit, gezien de omstandigheden, wel een ietsje overdreven voor.
Nadat hij tot slot zorgvuldig een stropdas had uitgezocht die kleurde bij zijn parelgrijze kostuum en deze had omgedaan, bekeek hij zichzelf in de spiegel. Hij zag een man met donker haar waar hier en daar wat grijze strepen doorheen liepen, terwijl zijn gezicht nog weinig rimpels vertoonde. Eigenlijk kon hij nog wel een tijdje mee, maar ja, de maatschappij, dat onpersoonlijke, harde gevoelloze iets dat hij zelf had helpen creëren, stond dat nu eenmaal niet toe.

Ineens moest hij aan zijn ouders denken, die beiden nog vijfenzestig hadden mogen worden. Omdat ze op dezelfde dag hun geboortedatum vierden, waren ze ook samen uit het leven gegaan, zo in het begin van tweeduizend. Hij zag ze nog vertrekken naar het destructiebedrijf, stijf gearmd. Dat was het laatste restant geweest van een gewoonte, die nu ook allang was bijgezet in het oudheidkundig museum. Het scheen destijds iets met het begrip ‘Liefde’ te maken te hebben gehad. Wat dat woord betekende had hij nooit goed begrepen. Zijn vader had hem echter wel altijd veel verhalen verteld over deze ‘oude tijd’, die hijzelf gedeeltelijk nog had meegemaakt. Zijn grootouders waren bijvoorbeeld nog veel ouder geworden dan de vijfenzestig jaren die zijn ouders waren toebedeeld. Dat was echter in een tijd geweest die nu onvoorstelbaar was geworden.

De overheid greep toen nog niet in in een mensenleven, dus dat moest wel een heel vreemde wereld zijn geweest. Uit oude geschriften bleek dat mensen, die toen ziek of oud waren, niet werden ‘opgeruimd’ zoals nu het geval was. Nee, ze werden zelfs tot het einde van hun bestaan met allerlei zorgen omringd. Een ‘houdbaarheidsdatum’, zoals die later werd ingevoerd, bestond toen nog niet. Deze datum verstreek trouwens steeds sneller en werd ook voortduren bijgesteld, net als de pakken melk in de supermarkt. Momenteel was dat dus vijftig jaar, maar dat zou in de toekomst ongetwijfeld steeds korter worden.
Nee, dat was nu praktisch geregeld allemaal. Mensen werden natuurlijk nog wel eens ziek, en doctoren deden hun best om te helpen, maar dat mocht nooit langer dan veertien dagen duren. Daarna keek geen hond, laat staan een mens, nog naar je om en wachtte onherroepelijk het destructiebedrijf. En zo hoorde het ook. Iemand waar niets meer aan verdiend kon worden, kostte alleen maar geld en dat kon beter besteed worden. In de Economie bijvoorbeeld, voor een nóg duurdere auto of een nieuw bankstel.
Zodoende was dan ook een ideale wereld ontstaan, ontdaan van alle overbodige franje van vroeger. Ouderdom, ziekte en andere gebreken kwamen hierin niet meer voor. Ook kunst, literatuur, muziek etc., waren al lang uitgebannen als primitieve uitingen van wat toentertijd als ‘Gevoel’, de Ziel of het ‘Hart’ werd omschreven. Alleen in enkele musea bevonden zich nog enkele opgezette exemplaren van bejaarden, die langer dan vijfenzestig jaar hadden geleefd. De kinderen van nu staarden ongelovig naar deze vreemde, gerimpelde schepsels in hun glazen vitrines.

Al deze gedachten speelden in enkele minuten door zijn hoofd en ineens werd hij door twijfel bevangen. Als zijn ouders en onbekende grootouders nu tóch eens gelijk hadden gehad met hun verhalen over een ‘Eeuwige Ziel’, een ‘Goddelijke Vonk’, ‘Gevoelens’ en dat rare begrip ‘Liefde’, waarvoor had hij dan eigenlijk geleefd?
Hij probeerde deze hinderlijke gedachten van zich af te schudden en ging naar beneden. Even later liep hij buiten om vast gebakjes te halen, want alle winkels waren dag en nacht geopend, want de Economie moet draaien. Er bleef echter iets knagen.
Toen hij terugkwam was ook zijn vrouw intussen opgestaan en kwam net, geheel gekleed en verzorgd, de trap van de bovenverdieping af. Even later zaten ze tegenover elkaar aan het ontbijt en spraken ondertussen over ‘Niets’ eigenlijk.
Hij vroeg zich af welke gedachten er omgingen in dat hoofd wat jaren naast hem op het kussen had gelegen. Het leek er veel op dat hij nu pas begon met denken, terwijl zijn laatste tijd verstreek.
Zijn verjaardag verliep in grote lijnen hetzelfde als de voorgaande jaren, alleen leek het nu korter te duren. De tijd om te vertrekken was dan ook spoedig aangebroken. Hij groette zijn vrouw, die net het laatste gebakje zat op te eten en met volle mond iets terug mompelde, trok de deur achter zich dicht en betrad tien minuten later de hal van het destructiegebouw.

(wordt vervolgd)

 

© Anton Herkelman   02/08/1998      herschreven 11/03/2011

Bewerkt door: Ben Voorend  11/11/2018