afb. Doug Maloney – Unsplash

Een waargebeurd verhaal (2)

RCA Overtoom

De donderdag ging ook vrij goed, maar toen kwam de vrijdag en dat bleek echt de ‘uitschieter van de week’. Het begon al met de eerste therapie. De meeste therapeuten vond hij aardige en bekwame jonge en niet meer zo jonge mensen. De therapeute van deze morgen behoorde echter niet tot de categorie die door hem aardig werd gevonden. Het gaf hem meer het idee bij een koelkast te zitten waarvan de deur open was blijven staan. Misschien was dit gevoel wel wederzijds, want wie kan echt in iemand z’n binnenste schouwen en het waarom weten?

Na de sessie begaf hij zich met zijn wasgoed en fl.1,25 naar de wasruimte om zijn ondergoed te reinigen. Het was ca. 10.30 uur in de ochtend, de machine was vrij en hij deed zijn was erin. Het was een nogal ouderwets aandoend geval uit de tijd der Batavieren. Daarna wierp hij zijn geld in de wasmiddelenautomaat die dit gretig opslokte, maar geen wasmiddel reproduceerde. Een druk op de bestemde knop leverde teruggave van het kwartje op, maar de gulden werd gehouden. Een mechanische dief als het ware.

Omdat hij de mens als soort allang niet meer vertrouwde, haalde hij zijn was maar weer uit de machine. Hij nam alles maar weer in de plastic zak mee naar zijn kamer boven en meldde een broeder dat de automaat zijn gulden had ingepikt en hij graag verder wilde. Omdat je daar alles meerdere malen moest zeggen in de hoop dat er één keer geluisterd zou worden, meldde hij dat later nog eens aan een zuster die over een klaterende lach en daadkracht beschikte.
Zij kwam een poosje later en zei dat hij maar naar het souterrain moest gaan. Daar zou hem een gulden gegeven worden en de automaat hersteld. Voor de tweede maal daalde hij met de lift af in de gewelven, vanaf de BG vergezeld door een dame van de receptie. Zij troffen daar niemand aan en ze belde in een verlaten kantoortje iemand op. Ze vertelde zijn verhaal en gaf hem de hoorn over. Een vrouwenstem vertelde hem dat hij een bepaald nummer moest bellen. Hij antwoordde dat hij geen hand ter beschikking had om nog iets op te schrijven, dat ook zijn gehoor niet toereikend was om haar te verstaan, dat hij nog naar therapie moest er tevens schoon genoeg van had. Weer op de BG wees de dame van de receptie hem een open deur aan, waarachter zich twee jonge dames bevonden. Deze voegden hem toe ‘dat hij hier niet naar binnen mocht’, wat hij trouwens ook niet van plan was. De ene bleek degene te wezen die hij net aan de telefoon had gehad. Zij deed hem toen het voorstel, hem een pakje waspoeder te geven. Omdat hij naar therapie moest zou dit, als hij klaar was, bij de receptie voor hem klaar liggen.
Eindelijk opgelost.

Het was intussen 14.10 uur en hij haastte zich naar zijn therapeute. Deze zei ‘dat ze met hem de straat op wilde om te proberen wat achter zijn rollator te lopen’. Hij mocht dus opnieuw met zijn rolstoel naar de hal rijden, terwijl zij z’n rollator ging ophalen en een windjack. Terwijl hij op haar wachtte zag hij haar druk in gesprek met een van de artsen. Ze stond dus de hem toekomende therapietijd weg te praten. Toen zij eindelijk zover waren dat zij naar buiten konden was de helft van zijn therapietijd al verstreken.
Buiten lopen was verre van bemoedigend. Hij moest diverse overeind gehouden worden om een mogelijke heupbreuk te voorkomen. Hij bedacht, dat dit risico straks, alleen thuis, met een factor ‘veel’ zou toenemen en huiverde ondanks de warmte.
Na zijn therapie, het was nu 14.45 uur, begaf hij zich opnieuw naar de balie om zijn zakje waspoeder op te halen. Twee stomverbaasde gezichten keken hem aan. ‘Waspoeder? Niets van bekend!’, zei de dame en wendde zich tot een andere wachtende. De bebaarde man die naast haar zat raadde hem aan naar het souterrain te gaan en het daar te regelen.

Voor de zoveelste keer die dag begaf hij zich daar naartoe en trof opnieuw niemand aan. Weer boven aangekomen zag hij de zuster met de klaterende lach en daadkracht. Zij pakte nogmaals de telefoon en praatte even met iemand.
Wéér moest hij naar het souterrain en zou daar iemand treffen die hem zijn gulden terug zou geven. Inderdaad kwam hem nu een man tegemoet die hem zijn gulden gaf en tevens voor de overlast een zakje waspoeder gratis aanbood. Eindelijk zou hij dan om circa 15.30 uur alsnog zijn was kunnen doen. De machine was warempel nog vrij en hij stopte er de spullen in en voegde er een deel van het waspoeder bij. Toen de machine draaide ging hij een poosje boven in de hal zitten om met een bekende een praatje te maken.
Hij vertelde hem van deze hele geschiedenis toen hij op zijn schouder getikt werd door de dame van de receptie. ‘Ik heb hier nog een gulden voor u.’ Hij onderdrukte de neiging om die aan te nemen, want het idee de hele dag bezig te zijn geweest voor een gulden extra was te bizar.
Om 15.15 uur was zijn was eindelijk schoon, maar toen bleek de droogtrommel weer bezet. Daarom keerde hij met zijn zak nat ondergoed weer terug naar zijn kamer, waar in de gang al een aantal eetlustigen hun rolstoelen hadden geparkeerd. Die hadden blijkbaar ook al van zijn wederwaardigheden gehoord en hadden de nodige grappen voorhanden.

Die avond daalde hij nog twee keer in de gewelven af om zijn was te drogen. Toen hij eindelijk om ongeveer 22.30 uur zijn hemden en broeken opvouwde en in zijn kast legde, besefte hij dat hij, om dit te bereiken, twaalf uren achtereen in touw was geweest.

© Anton Herkelman               15/08/1998; herschreven 23/01/2002

(Bewerkt door Ben Voorend 27/07/2019)

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.