‘Wat leuk, een Kuifje-raket!’

‘Erg handig om projectwerk mee uit te leggen, zoals nu.’

‘Een en al oor.’

‘In fase 1 van ons project zie je ons puzzelen over hoe het er allemaal straks uit zou zien: wat hebben we nodig, hoe verdelen we de fondsen en van die dingen.’

‘Ga verder.’

‘Nou, in fase 2 inventariseren we hoe we wat we in fase 1 hebben bedacht werkelijkheid gaan maken: de dromen, de wensen, de eisen en de absolute noodzaak. We zoeken dingen uit en vragen we offertes aan.’

‘Waar gaat het fout?’

‘Fase 3 zitten we alle offertes met elkaar te vergelijken en blijkt al snel dat dat nogal lastig is, want de een pakt de dingen heel anders aan dan de ander. We hangen op de vraag: “Wat moet er nu gedaan worden?” Probleem.’

‘Is dat het probleem?’

‘Het probleem is dat de raket fase 4 nooit zal bereiken: de grond verlaten. Omdat we geen beslissingen nemen in fase 3. Ik niet en jij ook niet.’

‘Oké, helder. Morgen gaan we om 11 uur de knoop doorhakken. Samen. Desnoods een munt opgooien.’

‘Mooi. Dan hebben we na twee jaar dubben, overmorgen eindelijk onze lift off… Hijg, puf!’

[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden.]