De zomer had besloten nog een keer haar best te doen. De terrasjes zaten nog vol en iedereen probeerde nog zoveel mogelijk mee te pakken van de oktoberwarmte. Lijn 5 schommelde het station binnen. Een licht gedrang bij het in- en uitstappen en daarna het geluid van dichtklappende deuren. Natuurlijk zag ze wel dat ze haar aankeken, onderzoekend, spottend of afkeurend. Ze was het gewend en besloot zoals altijd er geen aandacht aan te schenken. Onder haar vaal grijze legging kwamen felgekleurde sokken op uit versleten rode schoenen. De legging lubberde aan de onderkant en had al een flink aantal vlieguren gemaakt. Haar jurk was van een onbestemd groen en het versleten jack zou zo uit een kringloopwinkel kunnen zijn.

De tram zette zich in beweging, richting Centrum. Met de nodige moeite wist ze zich staande te houden. Het bijna verlepte bosje bloemen klemde ze stevig vast. Ze kon niet voorkomen dat een man, die zich net breed had opgesteld, het bijna in zijn gezicht kreeg. Sorry, zei ze en ze wilde nog wat zeggen toen de tram een bocht naar links nam. Weer verloor ze haar evenwicht en wist zich nog net staande te houden door haar rug tegen een van de palen aan te drukken. Haar ogen schoten van links naar rechts, maar niemand was van plan plaats voor haar te maken. Ze begreep het wel. Ze zag er ook niet uit als een oud vrouwtje dat hulp behoefde en voor beleefdheid kwam ze al helemaal niet aanmerking. Een vreemde vogel in lijn 5.

Bij de Beethovenstraat kwam alsnog een plaatsje vrij. Snel ging ze zitten en staarde naar de grond. Het verlepte bosje bloemen leek haar eenzaamheid te accentueren. Een jongeman met een studentikoos uiterlijk stapte in en ging naast haar zitten. Hij vroeg of deze tram ook naar het Leidsplein ging. Ze was verbaasd toen hij haar aansprak, maar al snel verzachtte haar blik toen ze hem in perfect Nederlands antwoordde dat de tram inderdaad over het Leidsplein ging en daar zou stoppen. Was het verbeelding of gebeurde het echt? Haar vermoeide gezicht leek wel te veranderen, alsof er een spotlight op was gericht. Ach, het Leidsplein, zei ze met zachte stem, daar heb ik ooit opgetreden. Nou ja niet op het Leidseplein, maar in de Korte Leidse bij de Bamboo bar. Ik zat in een jazz band en we deden vaak nummers van Ella Fitzgerald en Billie Holiday. De “lady sings the blues” was mijn favoriete deel. De jongen keek haar aan en zei, grappig dat was ook de muziek van mijn vader. Hij was gek op Billie Holiday vooral dat nummer dat ging over strange fruit. Zachtjes begon ze te neuriën en de jongen neuriede een beetje mee. Haar neuriën ging over in zingen.

Here is the fruit for the crows to pluck
For the rain to gather, for the wind to suck
For the sun to tod, for the trees to drop
Here is a strange and better crop

In haar stem hoorde je haar leven, haar verdriet en de eenzaamheid. De tram leek even stil te staan in Harlem New York. Ik moet er hier uit, zei ze ineens en liep met onzekere tred naar de deur. De tram stopte bij het Concertgebouw, alsof ze daar moest optreden. Ze wachtte tot de tram was weggereden en liep met haar verlepte bloemen naar het concertgebouw. Het bosje zag er op de een of andere manier niet meer zo verlept uit. . .

(c) Bill Admiraal 25/01/2018