Ik sta in de rij. Voor mij een man met naast hem zijn dochtertje van een jaar of vier: roze haarband in krullend zwart haar, roze gewatteerd winterjasje, spijkerbroek in roze moonboots.
Zij gedraagt zich voorbeeldig. Neuriet een kinderliedje, haar knuistje in haar mond. Zij kijkt naar mij op. Grote gitzwarte ogen. Ik knipoog, zij draait zich verlegen half weg. Ik zie onder haar arm een halflege rol Pringles. Als papa afrekent zie ik nóg drie rollen Pringles.

Mijn beurt. Paracetamol, één doosje. “Heeft u nog vragen over uw aankoop?”, vraagt de caissière.
“Nee, hoor”, zeg ik.
En ik denk: waarom vroeg je dat niet aan die man voor mij, die zijn kind een rol Pringles leeg laat eten?

 

BV 27/01/’18