‘Het is niet waar. Zeg me dat het niet waar is.’

‘Alles wat er nog is, is dit. De rest is weg.’

‘Maar al die mooie lapjes, dat kant, die linten, die eindeloze reeks kralen! En de knoopjes. Al die klosjes naaigaren. Daar kon je nog zoveel leuke dingen mee doen. Waarom weg?’

‘Enig idee hoe lang die spullen hier al lagen te wachten? Bij benadering?’

‘Nog van voor Mirthe, zeker weten. Misschien was het kant wel antiek, nog van oma of daarvoor, dan was het vast nog veel waard ook.’

‘Vergeet het maar. Iedereen doet zijn oude spullen weg, musea komen erin om en niemand heeft er een stuiver voor over. Daarom weg, einde verhaal. Eindelijk ademhalen.’

‘ZONDER overleg met mij en de rest? Je bent gek, knet-ter-gek!’

‘En dan nog? Heeft iemand zoveel ruimte? Een plek voor al dat materiaal, voor deze loeigrote kast? En tijd om iets met die spullen te doen? Wees eerlijk. Het waren levende herinneringen voor Mam. Ballast voor ons. Zij nam het niet mee haar kist in en wij hebben geen ruimte.’

‘Harteloos!’

‘Broodnodig.’

‘Meer dan erg.’

‘Opgelucht?’

‘Nee! Echt niet. Nou ja… Straks. Misschien.’

[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden, situatieschets van een dilemma.]