afb. – Joh. Garst, ‘compositie met gezichten’

Ik zit in de kamer bij papa en mama thuis. Ik kom daar nooit zoveel, want heb er de tijd niet voor en ook enthousiasme om hen te spreken ontbreekt. Met enige weemoed denk ik aan de tijd dat ik in elk geval voor papa nog gevoelens van sympathie voelde. Maar dat was ten tijde dat hij van zijn vriendin af ging, een stap die ik helemaal steunde. Wat een draak van een mens was dat. Zijn nieuwe vriendin, inmiddels mijn nieuwe mama, leek erg leuk en vlot en pienter, maar is niet beter, wél geraffineerder.

En nu zit ik hier tegenover mijn beide, onechte, ouders. Zij wilden mij eens sámen spreken over mijn ‘eetgewoontes’. Want ik eet niet alles meer op, heb commentaar en onttrek mij aan familiefeestjes en hoe dat nou komt.
Ik had mij hier op voorbereid, ik ben niet achterlijk. Ik ging in de aanval.

‘Ik krijg al dat eten niet meer op en jullie blijven maar aanvoeren. Ik wil weg uit mijn kamer. Ik wil naar een ander huis, waar ik minder te eten krijg voorgezet en waar ik óók naar buiten mag!’
Dat hadden ze niet verwacht. Hun ogen zochten naarstig contact. Zaten ze op één lijn? Dit gesprek nam een onverwachte wending. Ik genoot van deze triomf.

Enkele weken eerder was zus 2 bij mij langs geweest.
‘Moet je nu eens horen. Nicht 3 verhuist alweer. Terwijl ze pas een paar maanden geleden bij deze familie is ingetrokken!’ Haar ogen glimmen weer veelbetekenend.
‘Hè? Maar zij had toch net de kamer van nicht 2 opnieuw geverfd en ingericht?’
‘Ja, en die was ook net klaar met haar kamer na het vertrek van nicht 1’, zegt mijn zus.
‘Allemachtig’, zucht ik, ‘wat is er toch aan de hand?’
Mijn zus lijkt het te weten. ‘Nou, weet je, wij zijn niet anders gewend dan dat we altijd maar moeten eten wat mama aandraagt en accepteren dat wij in onze stoelen vastgroeien. Maar onze jongere nichten letten veel meer op hun gewicht en hebben geen band met mama of papa. Die vinden snel weer een ander huis. Hoppen is voor hun heel normaal.’

Vastgegroeid in mijn stoel. Dat zette mij aan het denken. Over twee jaar zou ik oud genoeg zijn om dit huis te verlaten. Nog twee jaar eten naar binnen proppen, tot kotsen aan toe. Plotseling keek ik erg op tegen de berg die ik nog te verstouwen zou krijgen. De kiem was gelegd.
En nu zat ik hier tegenover mijn verraste ouders.

‘O?’, brengt papa uit, ‘daar kijk ik van op.’
Er valt even een stilte. Ieder is met zijn eigen gedachten bezig. Dat wil zeggen, ik ben opgelucht dat het hoge woord eruit is en observeer de reacties. Papa en mama kijken elkaar onafgebroken aan, terwijl zij praten, want één lijn trekken is het credo.
‘Ja’, zegt mama, ‘ik ook. Maar waarom dan?’
‘Nou, je luistert nooit en geld voor iemand om mij te helpen met het weg eten van alles wat je op de markt koopt is er ook niet.’
‘Nee, geld is er niet.’

Papa lijkt vooral getriggerd door mijn wens dat ik tijd wil om ook buitenshuis een leven op te bouwen. Zelfstandig. Want dat zou hem aardig schelen in de huisvestingskosten. Mijn papa is een kille rekenaar met een vriendelijk gezicht, realiseer ik mij.
Ik kan geen sympathie meer voor hem opbrengen.

Hij speelt zijn rol met verve. ‘Als jij dat wilt, jongen, dan moet mama daar maar eens naar kijken. Wij hebben het beste met jou voor. Jouw belang staat voorop.’
Wat een hypocriet.
Mama kijkt mij meevoelend aan en knikt.
‘Zo, is het. Dat weet je toch?’
Wat een hypocriet stel zijn mijn ouders toch.

(wordt vervolgd)

© Ben Voorend           6/08/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief.
Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.