Tringg!

“Hoi lieverd, met mamma! Hoe is het? Smaakten de pannenkoeken? Wát!? Nog niet aan toegekomen? Maar jongen, wat doe jij dan zo de hele dag? En ik moet het écht weten, hoor, want zo meteen kom ik misschien de bakker tegen en dan wil hij beslist weten of ze smaakten!”
“Maar mamma! Het lukt me niet!”
“Maar hoe kan ik je dan helpen, jongen? Ik heb het gekocht en het moet op. De bakker en slager vragen ernaar en ik moet ze te vriend houden! Wacht, hier is pappa.”
“Ja jongen, wat is dat nou allemaal? Denk eens na of dat nou niet allemaal anders kan. Zet bijvoorbeeld eens wat schaaltjes en kleine bordjes rond je bord en leg daar dan wat eten op. Dan lijkt het niet zo veel. O, hier is mamma nog even. Nou, dag jongen, doe je best, hè. Echt je best! Dat is belangrijk voor pappa.”
“Hoi schat! Ik vertel iedereen wat een schat van een jongen jij bent, maar je moet me niet in de steek laten, hoor! Soms denk ik, dat ik je helemaal niet bereik! Of dat je mij niet meer toelaat in jouw leven! Dat zou mamma héél erg vinden. Want ik doe zo mijn best voor ons.”
“Maar mámma! Jij luistert niet naar mij! Ik heb zoveel eten op mijn bord, ik plof bijna! En jij blijft maar méér en méér eten mee naar huis nemen. Moet ik soms óók ziek worden? Net als de rest?”
“Nou overdrijf je, jongen, zij hebben niet teveel gegeten, alleen iets verkéérds gegeten. Dat is heel wat anders. Trouwens, eet nou even door en ruim je kamer op, want ik kom zo naar je toe met wat lekkers.”
Ik zak achterover en kijk moedeloos naar het eten op mijn bord. Ik krijg het écht niet weg.

 Tringg!

“Ja, lieverd, met mamma nog even. Zo meteen komt er een afwashulp naar jou toe. Goed toch? Heeft mamma geregeld voor je. Hij heeft softenonarmpjes, maar jij kan hem wel een beetje begeleiden, toch? Een súperaardige kracht! Daar zal je veel aan hebben! En voor hém is het ook zó belangrijk dat hij wat omhanden heeft. En wat óók zo mooi is: het is iemand uit de buurt, hij woont hierachter en kan dus komen lopen. Mooi hè, hij kan gewoon zelf lopen! O, en je zus komt naar je toe om te helpen met eten. Haar maag is nog een beetje van slag, maar ze kan al uit bed en dus kan ze jou mooi helpen. Door het lange liggen heeft zij een beetje last van haar rug, maar zij kan best je kamer afstoffen. En als jij dan even de stofzuiger pakt…Nou, mooi geregeld toch?”

“Gossie, jongen, wat een puinhoop is het hier op je kamer! Hoe houd je dat vol hier?”
Zus 1 is zojuist mijn kamer binnen komen lopen. Ik hoef de vraag niet te beantwoorden, want ik zie dat zij de hele situatie gewoon al begrijpt. Zij kent mamma.
“Maar goed, waar zal ik mee beginnen? O nee, wacht even. Ik ben natuurlijk nog wél ziek, dat weet je, maar moet van mamma alweer een beetje meedoen in het gezin. Mijn maag en rug zijn nog niet goed, dus wij samen moeten eerst afstemmen wát ik kan doen om je te helpen zonder dat ik zelf weer ziek word.”
“Nou,” zeg ik, “als jij me nu eerst helpt dit bord met eten leeg te krijgen, dan wachten we even met het toetje. Dat kunnen we later wegwerken. Dan ga ik huiswerk doen, terwijl jij de afwashulp helpt. Ik had de vaat al gesorteerd en sop gemaakt, maar hij kan niet verder vanwege zijn handicap. Jij hoeft alleen maar af te wassen, af te drogen en het servies netjes weg te zetten. En vergeet hem niet uitgebreid te complimenteren, hè. Dit is erg belangrijk voor hem. En voor mamma en pappa, kunnen ze mooi aan de Rotary laten zien. Is belangrijk voor pappa.”
“Oké. Maar ik doe heel voorzichtig met eten, hoor. Mijn maag protesteert nu al. En na de afwas ga ik weer, want ik ben echt nog niet goed.”
“Is goed, dan ga ik daarna zelf wel verder met het toetje.”

Twee uur later is zus 1 terug naar haar eigen kamer. Ik kijk mijn kamer rond. Over de beker met mierzoete dessert heen (zit er misschien stroop in? Net iets voor mamma) bekijk ik de vertrouwde puinhoop in de rest van de kamer. Eigenlijk is dat nooit anders geweest. Ik voel mij er prima in thuis. Echt een jongenskamer, vind ik. Maar mamma denkt daar anders over. Die ziet mij liever in een net, opgeruimd modelvarkenskot, met mij vastgesnoerd in een tuig, mijn kop boven een ruif waar zij onophoudelijk al het eten van haar vrienden van de markt in kan dumpen. En ik maar eten en eten, en zij maar mooi weer spelen. “Het was zóóó lekker, slager! Hij heeft er van gesmuld! En lief bakkertje van me, die pannenkoeken waren zo gigafantastastisch, hij heeft er gewoon zijn vingers bij afgelikt! Wat heb je nog meer voor me? Ik daag jou uit, bakkertje! Ik wil dat jij de grenzen van jouw talenten opzoekt. En maak je geen zorgen. Ik neem van je af. Afgesproken?”
Zo, dit bekertje is leeg. Er staat er nog één. Van gisteren. Ik pak het beet, bekijk het etiket even. Is nog lang houdbaar. Ik zucht en plaats het weer terug naast de stapel paperassen. 

Ik hoor de sleutels in het slot omgedraaid worden. Nee, hè, gaat het door mijn hoofd. Nu al? En waar komt ze nu weer mee aan? 

“Hai geweldige lieverd van me! Hoe gaat het met je?” Mamma, met een zakje appelflappen in haar hand.
Ik kijk haar aan en haal mijn schouders op.
“Slecht. Ik krijg al dat eten niet op en de hulp die jij op laat draven is volstrekt ongeschikt. Ik ben zo druk met hun bezig dat ik niet eens meer aan mijn eten toekom.”
“Wat is dat toch met jou? Altijd als ik je vraag hoe het met je gaat doe je zo. Je bent nooit enthousiast.”
“Waarvan zou ik enthousiast moeten worden? Jij luistert tóçh niet naar me. Kijk, ik zie daar weer wat te eten. Moet zeker ook weer op vóór het avondeten?”

“Ja, dat klopt! Je zal het echt lekker vinden. Dat weet ik zeker.”

(Wordt vervolgd)

 © Ben Voorend 27/04/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief.
Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.