24 februari 2018

‘Heren, zeg het maar.’
‘Mag ik twee haring van u?’, vraagt Sjon aan Jonk van de Volendammer viskraam op het Spui. We staan in de witblauwe kraam, achter de plastic gordijnen die ons beschutting bieden tegen de snijdend koude winterwind.
‘Ja, en doe mij er ook maar twee!’, doe ik mijn bestelling. Dat scheelt weer, kan hij lekker doorwerken. Jonks jonge hulpje gooit ondertussen nog wat kibbeling in het vet dat razend protesteert tegen deze koude inbreuk.

‘Het is hier best uit te houden,’ begint Jonk, ‘ik heb het kacheltje lekker aan staan.’ Achter hem, in de hoek, staat een straalkacheltje rood te gloeien. ‘Maar ik moet wel uitkijken, want als ik er te dichtbij kom verbrand ik zo mijn rug, zo heet is dat ding.’
‘En hij hier,’ hij wijst naar zijn hulp, ‘hem hoor je ook niet klagen, zo lekker boven de frituur. Hè? Hé!?’ De jongen reageert niet.
Sjon zwijgt.
‘Ja, dat zal wel’, zeg ik om maar wat terug te zeggen en denk: schiet op man, hier is het koud en ik wil mijn haring.
‘Alsjeblieft!’, zegt Jonk enkele tellen later en zet twee haringen op de toog bij Sjon.
‘Goeie gozer, die Sjon’, denk ik, als hij mij broederlijk één van de twee bakjes toeschuift.

De uitstapjes van Sjon en mij lijken vaak op een excuus om haring te scoren. Misschien is dat ook wel zo. Want wat gaat er nou eigenlijk boven een heerlijke Hollandse haring? Ik zou het zo gauw niet weten. Maar vandaag had ík in elk geval een reden om bij het Spui rond te dwalen…

We zouden vandaag weer een museumpje doen, ‘of zo’. Dat proberen wij eens in de maand te doen, maar ’s zomers komen we vaak niet verder dan een lekker zonnig terras in deze of gene stad, of belanden we zelfs aan de waterkant met een hengel in de hand en sterke verhalen.
Vandaag zouden we naar de Hermitage, waar tot 27 mei een grote collectie Hollandse meesters bijeengebracht is met werk uit de Russische Hermitage. Wat een waanzinnig indrukwekkende expositie, zeg! Schitterend! Een echte aanrader! En gelukkig niet zo heel druk deze zaterdag. Alle tijd dus om mij van een halve meter afstand over te geven aan het vakmanschap van Van Rijn. Kreeg er warmkoude rillingen van. Zo dicht bij de meester en niet opzij geduwd te worden is een unieke ervaring!

Maar vóór we naar de Amstel gingen, waar de Hermitage gevestigd is, spraken we af bij het Amsterdams Historisch voor een kop koffie. Sjon moet uit West komen en ik stap in Uithoorn op de bus. Een vaste tijd afspreken is dan wat moeilijk. Het valt mee. Ongeveer elf uur hadden we afgesproken. Ik arriveer om kwart over. Sjon kijkt er zelfs van op.
Na een kop koffie en een spaatje begeven wij ons naar het Begijnhofje voor een paar foto’s van de Engelse Kerk aldaar. Ik had namelijk een vingeroefening van mijn cursus Korte verhalen schrijven, door Wilma van den Akker aan de Volksuniversiteit in Amstelveen, uitgewerkt tot een verhaal waarin ik Simon Carmiggelt ontmoet (zie Ontmoeting met een idool). In dat verhaaltje maak ik gewag van de Engelse Kerk op het Begijnhofje.
Carmiggelt lees ik nog steeds en nog steeds met veel plezier. Vooral zijn Amsterdamse kroegverhalen. Ik wist alleen niet zeker of het oude bruine cafeetje, waar het verhaal zich afspeelt, nog bestond, want het was zo’n 35 jaar geleden dat ik er wel een enkele keer kwam, en wilde mij ervan vergewissen dat het er nog was, of niet meer. Ik wist wel van (toen) ‘jonge’ Teun dat Carmiggelt er wel eens kwam. Ook, dat hij er al een tijdje niet meer gesignaleerd was na een geschil over de drankrekening. Teun leed daar niet onder. Shit happpens!

Wordt vervolgd.

BV 15/3/’18