(Vervolg)

Eerst naar het Begijnhof voor een foto van de Engelse Kerk, waar Sjon mij in het voorbijgaan wijst op het graf van het laatste begijntje….in de goot. Letterlijk! Naast het grasveld ligt een grote steen met daaronder de stoffelijke resten van het begijntje. Zij wilde uitdrukkelijk niet in de kerk begraven worden. Haar hele leven had zij in strenge eenvoud geleefd. Ín de kerk begraven liggen was haar te veel luxe, zij bedong dat zij in de goot begraven zou worden. En daar ligt zij nu nog, devoot onder de voeten van vele toeristen die met de hoofden omhoog de kerk bewonderen.

Aan de achterzijde van de kerk ligt het Begijnsteegje, met op de hoek nog steeds een barbier. Vroeger zwaaide hier een excentrieke Italiaan kwast en scheermes. Iedereen noemde hem Capone, maar zijn echte naam was slechts bij weinigen bekend. Heb ik óók nooit gekend trouwens. Ik ben er één keer geweest toen een vriendin van mij er met schilderijen exposeerde. Was een dolle boel, met veel rode wijn en veel bla bla…

Halverwege het steegje bevindt zich ter linkerzijde, verscholen achter een grote markies, nog steeds het café uit mijn verhaal: De Engelse Reet. Het bestaat nog steeds! De deur kraakt en piept bescheiden als Sjon en ik het lokaal betreden.
Het is nog vroeg, maar toch zit er al een jong Engels stel aan een tafeltje. Hij met een grote pint voor zich, zij met een glas witte wijn. Wij worden beleefd teruggegroet.

Tjonge, in mijn herinnering was het café niet zó klein! En ook niet zo goed verlicht.
Maar dat laatste kan iets van de laatste jaren zijn natuurlijk. De muurverf niet, merk ik op, zo te zien is dat nog de originele verf uit 1893, toen de eerste Teun dit etablissement opende. Bruin en flink bladderend nu. Het lijkt wel of de bruine en vergeelde foto’s aan de muur de verf op de plaats houden.

Vanuit de nis van waaruit de versnaperingen uitgeserveerd worden, klinkt wat gestommel.
‘Vollek!’, roep ik.
Een jonge vent steekt zijn hoofd om de hoek. ‘Momentje!’
‘Ja, Teun is er nog steeds, alleen niet in het weekend’, beantwoordt hij even later mijn vraag, ‘hij is ook al wat ouder, hè.’
Dat is pech. Ik zou het leuk gevonden hebben hem weer eens te zien. Nou ja, misschien wandel ik er nog eens op een doordeweekse dag binnen.

Ik vertel over mijn verhaal over Carmiggelt. Daarop wijst de jongeman op een foto aan de wand. Ik kan mijn geluk niet op! Simon maakt in de deuropening een praatje met oude Teun! Enthousiast klauter ik op een gammele stoel om die foto vast te leggen. De Engelsen kijken mij een beetje vreemd aan, een oude baas die zijn leven riskeert om een foto van een foto te maken. Ik leg dus uit dat ik zojuist mijn idool, een gróót schrijver, aan de wand zag hangen. Dat snappen ze. Engelsen hoef je dat verder niet uit te leggen.

Sjon en ik wagen ons aan wat heerlijke koffie blijkt te zijn, in dat opzicht is De Reet wel met zijn tijd meegegaan. De deur kraakt en piept langzaam open. Twee jonge vrouwen, begin twintig schat ik, komen weifelend binnen en zetten zich aan het tafeltje bij het raam. Blijken Amerikaanse toeristen te zijn, vist de jongeman meteen uit.

Sjon kijkt even om en dan weer naar mij. ‘Zullen we maar naar de Hermitage gaan? We zijn toch al veertig jaar te laat voor deze afspraak.’
Ik ben het roerend met hem eens.

BV 15/3/’18