‘Hallooo, mag ik iets vragen?’

‘Goedemiddag mevrouw?’

‘Goedemiddag meneer. Ja, ehm, nou het zit zo: ik fiets hier al 23 jaar langs en telkens denk ik: dit is het allerleukste huis dat ik ken. En nu zag ik u en wilde ik vragen of ik er een keertje op zou mogen passen, als u met vakantie gaat ofzo.’

‘Wat een verrassing! Maar weet u, ik ga niet meer op vakantie. Daar ben ik te oud voor.

‘Zo oud kunt u toch nog niet zijn?!’

‘Ik ben 86, dus bijna volwassen. Heeft u zin in een kopje thee? Ik heb net een pot gezet.’

‘Oh, nou, heel vriendelijk van u. Graag.’

‘U fietst hier al 23 jaar langs? Weet u dan nog van de oude serre?’

‘Ja, het gele monster. Deze mooie veranda is een verbetering.’

‘Mijn vrouw was dol op die serre. En ik dacht er precies zo over als u.’

‘Heeft u ruzie gemaakt?’

‘Helemaal niet. Maar na haar overlijden was de knoop snel doorgehakt.’

‘Hoe lang is dat geleden?’

‘Veertien jaar. We waren heel gelukkig samen.’

‘En dan toch deze veranda gebouwd?’

‘Ja. Weet u? Het was een manier om overnieuw te beginnen in dit leuke huis.’

 

[Dit is een Doorsel, een dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden.]