(een thriller uit de wereld der ouderenzorg)

Toen de jonge rechercheur Han Spitter die maandagmorgen zijn ochtendkrant opensloeg ontsnapte hem een krachtterm. Evelien, zijn vriendin, schudde haar hoogblonde, van nature zwarte haren, als een uit het water komende poedel, en reageerde met: ‘Ook een goede morgen!’
Han hoorde haar al niet meer. Hij las het artikel:

“Voor de derde maal deze maand is een bejaarde, de heer A.H. te B. spontaan ontploft. Over het ontstaan van deze vreemde kwaal tasten politie en medici volkomen in het duister. Het is opvallend dat alleen mensen van boven de 65 jaar door deze nieuwe onbekende ziekte worden getroffen. Ook in dit laatste geval deden zich geen verdere ongelukken voor en bleef de kamer waar de heer A.H. zich bevond geheel intact, maar moest wel geheel gereinigd worden.”

Han greep wild naar zijn telefoon en belde het bureau. ‘Waarom wist ik dit niet!? Waarom ben ik niet gebeld!? Dit is míjn zaak! Ik hoor op de hoogte te zijn!’

‘Ja, ik was vrij dit weekend, en…?’

‘Goed, ik neem wel met hém contact op.’
Hij gooide de haak erop.
‘Sturen ze die kluns van een De Vries erop af. Begrijp je dat nou? Omdat ík een weekend vrij ben. Bureaucraten, dat zijn we geworden.’

Deze wonderlijke sterfgevallen waren ongeveer een half jaar geleden begonnen en hij had deze zaak toegeschoven gekregen. Tot op heden had het hem erg veel tijd gekost, maar was hij nog geen stap dichterbij een oplossing gekomen.

Hij herinnerde zich het eerste geval nog goed. Het betrof een oude dame, van wie hij alleen nog maar een oog als zodanig kon herkennen. Het zat aan het plafond gekleefd en keek vanuit die positie hooghartig op hem neer. Het scheen hem te bespotten omdat hij zelfs mét een ooggetuige niets wijzer werd. Verder was er geen enkel aanknopingspunt, want er was strikt genomen “zelfs geen lijk meer”, zoals de patholoog-anatoom opmerkte. En zo was de zaak volledig vastgelopen en zou als ‘onopgelost’ de geschiedenis ingaan, tenzij…?

Evelien had hem gadegeslagen. ‘Waarom ga je niet eens met je vader praten?’ Nu was Bert Spitter senior tussen hun beiden altijd een heet hangijzer geweest. Han dacht vaak dat Evelien meer van zijn vader hield, een vlotte weduwnaar, dan van hem. Als hij zwaar getafeld had, droomde hij zelfs dat zij met zijn vader trouwde en zijn ‘liefhebbende moeder’ was geworden.
Hij moest bij zichzelf toegeven dat zijn vader zelf nooit aanleiding tot jaloezie bij zijn zoon had gegeven. Hij gaf nooit ongevraagd advies, zoals ouders vaak doen, en mengde zich ook verder niet in zijn leven.

Het was echter het verleden van zijn vader, waar hij moeite mee had. Spitter senior was namelijk zelf jaren een bekend en beroemd speurder geweest. In zijn tijd had hij vele, vaak schijnbaar onoplosbare zaken tot klaarheid gebracht, en zelfs over de grenzen werd er dikwijls om zijn bijstand gevraagd.
De overdreven drang tot verjonging, die zich in alle geledingen van de maatschappij meer en meer deed gelden, had ook zíjn positie aangetast. Daarom was hij vrijwillig en zonder enige drukte opgestapt toen de gelegenheid zich voordeed en bemoeide zich nergens meer mee.
Het was echter nauwelijks geheim te houden dat hij nog steeds veel oud-collega’s met raad en daad terzijde stond als ze waren vastgelopen. Zijn eigen zoon had echter deze stap nooit kunnen maken, ondanks zijn grote bewondering voor zijn vader. Met het afdanken van de ouderen en hun schat aan ervaring was hij het totaal oneens geweest, maar als de maatschappij het zó wilde dan kreeg ze het ook zo.

Zo had hij daar steeds in gestaan. Maar nu nam hij een besluit. Hij stond abrupt op, liep naar de gang, griste zijn regenjas van de kapstok en schoot deze aan. Tegen Evelien zei hij: ‘Ik denk eigenlijk al een poosje dat je gelijk hebt en dat ik dit al veel eerder had moeten doen.’
Hij gaf haar een kus en stapte de voordeur uit. Het huis van zijn vader bevond zich aan het eind van dezelfde straat. Hij belde aan. Even later deed zijn vader de deur open. Spitter senior toonde zich in het geheel niet verbaasd over dit vroege bezoek van zijn zoon.

Bert Spitter was een moeilijk op leeftijd te schatten vijfenzestigplusser, met een meestal spottende uitdrukking op zijn gezicht. Zijn lichtgrijze ogen schenen voortdurend te tintelen als hij de dwaasheid van de maatschappij bezag. Hij kende de wereld en nam de mensheid en ook zichzelf al jaren niet meer zo serieus.
‘Ik ben koffie aan het zetten. Wil je ook?’, begroette hij zijn zoon.
Han knikte en volgde zijn vader naar de keuken. Even later zaten ze met koffie tegenover elkaar aan de tafel in de woonkamer.

Spitter senior wachtte rustig af tot Han het gesprek opende. Eindelijk vatte deze moed en vertelde zijn vader alles wat hij wist over de zaak waar hij al zo lang mee bezig was. Deze viel hem geen enkele maal in de rede en luisterde aandachtig tot hij was uitgesproken.
Daarna zei hij: ‘Laten we eens zien wat we hebben. Veel is het niet, maar helemaal niets is het ook weer niet. Laat ik beginnen met te concluderen dat ik helemaal geen geloof hecht aan een ouderdomskwaal waarbij bejaarden ontploffen, zelfs niet als ze terecht kwaad worden door de wijze waarop de samenleving hen behandelt. Vertel mij eerst eens of jou iets is opgevallen, een zekere lijn die een aanwijzing zou kunnen zijn.’

‘Er is mij inderdaad iets opgevallen’, antwoordde Han. ‘Alle gevallen die mij bekend zijn, hebben plaatsgevonden in hetzelfde zorgcentrum voor bejaarden, namelijk de instelling “Vredig door de tunnel”.

© Anton Herkelman                   2/10/2001

Wordt vervolgd

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.