Opmerkzame oogjes in een gerimpeld, permanent zorgelijk gezicht, kijken me onderzoekend aan over een kopje thee aan de mond. Op het hoofd een grijs knotje, een beetje slordig in elkaar gedraaid, want slierten zilver flankeren de rimpels in het gezicht.
In mijn hand houd ik een zwart-witfoto van mijn oma van moeders kant. De foto is genomen in de achtertuin van haar woninkje waar zij kwam te wonen enkele jaren nadat haar man, mijn opa Nard naar wie ik ben vernoemd, overleden was.
Ik was achttien toen zij mijn hart stal.

Het was een tuin die haar kenmerkte: sober, netjes. Een glad gazonnetje en wat eenvoudig tuinmeubilair, dat opgeborgen kon worden in een schuurtje, dat verder leeg was. Wat had zij nou eigenlijk helemaal nodig, was haar instelling.
Zichzelf wegcijferen, dat kon zij goed. Verder weet ik eigenlijk niet zoveel van haar. Ik was toen zij nog leefde te jong om haar naar vroeger te vragen of gesprekken met haar te hebben. Ik was gewoon bezig met míjn leven.
Wel heb ik dingen over haar gehoord van mijn moeder.

Mijn oma werd in 1894 geboren in Weesperkarspel, ergens in het midden van een gezin met zeven of acht dochters en één zoon. Haar ouders hadden het niet breed. Haar vader was boerenlandarbeider en liet zich naast zijn gewone werk bij de boer ook zoveel mogelijk inhuren bij andere boeren voor wat extra geld. Hij moet sterk geweest zijn, want is vierentachtig geworden. Moeder voedde de kinderen op en verdiende iets bij met wat stop- en naaiwerk.
Veel fantasie hadden zij niet, volgens mijn moeder. Hun kinderen kregen allemaal namen afgeleid van Johanna, de eerstgeborene en binnen het jaar overleden: Janna, Anna, Jannetje, Jaantje, Sjaantje, Hanna, Janneke. Zoonlief werd voor het gemak Hannes.

Mijn oma kon goed leren, maar kwam na de lagere school voor kost en inwoning te werk bij een boerin in Abcoude. Zij bleef daar tot haar trouwen en kreeg een prachtige afscheidsbrief mee van haar boerin. Die brief heb ik nu in mijn bezit en ik koester hem.

Over de verkering met Nard is niets bekend, behalve dan dat mijn opa bij de eerste gelegenheid dat hij haar mee uit vroeg, zich bij haar thuis meldde, want hij had toestemming nodig van haar vader. Zij zouden naar een boerenbruiloft en pa wilde eerst weten met wat voor jongen zij mee zou gaan, want die bruiloften gingen er over het algemeen na zonsondergang erg wild aan toe. Niet voor niets volgt er uit een goede boerenbruiloft een bruiloft, zoals het gezegde luidt.
Mijn opa werd eerst alleen door Jannetjes ouders ontvangen. Na een korte kennismaking en taxatie werd hij kennelijk goedgekeurd en riep pa Mastwijk al zijn dochters binnen.
‘Nou, welke wil je mee?’
Nard keek de meiden allemaal even aan en wees toen op Jannetje. ‘Die.’
Hij was geslaagd. Het was hem duidelijk om háár te doen en niet om zomaar een meid mee naar de bruiloft.

Nard en Jannetje trouwden in 1921. Zij kregen vijf kinderen. Twee zoons en drie dochters. Nard zat in de kolen. Samen openden zij een kruidenierszaak in Breukelen met achter de winkel een kolenhandel. Het was sappelen, maar niet slecht. Nard liet zich vaak ook ’s avonds nog inhuren om in de Vecht aangemeerde schepen met balen graan of kolen te helpen lossen.
De crisisjaren kwamen, gevolgd door de oorlog. Onderduikers op zolder, bulderende vliegtuigen in de lucht. Bommen. En daarna hard werken voor de opbouw. Jannetje klaagde nooit, nam het leven zoals het kwam en ging trouw elke zondag vroom naar de kerk, waar zij haar zorgen kwijt kon bij de Heer.
Maar het overlijden van Nard in 1964 kwam hard aan. Het lichaam was te vroeg op.

Jannetjes ogen hebben het allemaal gezien.

Zondag 2 november 1972. Met mijn ouders mee op visite bij mijn omaatje. Met de auto mee naar Breukelen en na de visite was het met de trein nog maar een klein stukje naar Amsterdam was de redenering. De kerk had ik voor mijzelf al enkele jaren de rug toegedraaid, maar voor de lieve vrede thuis ging ik nog naar een mis als ik eens een weekend bij mijn ouders logeerde.
Dit keer was ik al op zaterdagavond geweest.

Zondag 2 november 1972. Allerzielen. De dag waarop in de katholieke kerk overledenen van het afgelopen jaar gratis herdacht worden en, tegen betaling, de oudere overledenen benoemd konden worden. Mijn omaatje liet elk jaar haar Nard gedenken. Ondanks de visite zou en moest zij die dienst bijwonen!
Voor mijn ouders, hardwerkende kruideniers, was de invoering destijds van een zaterdagdienst als alternatief voor de zondagsmis een zegen. Zondag werd een echte rustdag. Ik gunde hun die ook heel erg. Dus toen mijn moeder mij vroeg of ík misschien met mijn oma mee naar de kerk wilde omdat het voor het mensje zo belangrijk was en ik de vermoeide ogen van mijn moeder zag, stemde ik in.

Op weg naar de kerk liepen wij gearmd, want Jannetje was niet meer zo vast ter been. Ik liep vol vertrouwen stevig stappend de toekomst tegemoet. Zij, krom in haar zondagse winterjas en een mosgroen hoedje op, nog maar anderhalve meter hoog, zich vastklampend aan mijn arm -ik was verrast door de krachtige greep van die magere handjes, herinner ik me-, vertrouwde mij toen toe: “Ja, ik moet nog maar zien hoor, of je elkaar daar boven nog weer tegenkomt.’
Ik wist niet wat ik hoorde! Dat frêle oude mensje, een lang leven vroom geleid, uitte hier haar twijfel over de zekerheden van het geloof dat zij haar leven lang beleed! Tegen alle wekelijks herhaalde dogma’s in had zij tóch nog haar eigen twijfel behouden. Wat een kracht!

Ik was achttien en op dat moment stal zij mijn hart.

 

© BV               28/05/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.