Ik herken haar gehaaste getik op de treden. Mijn deurhulp heeft haar binnengelaten, maar kan haar niet komen aankondigen. Hij zit drie dagen per week aan de deur. In een rolstoel en krukken bij de hand. Hij is het Nederlands nog lang niet machtig, ondanks een dure cursus van ruim drieduizend euro. Via de gemeente en de schuldhulpsanering doet hij nu iets nuttigs. Voor zíjn zelfbeeld en voor de maatschappij. Want wij vangen hem op immers? ‘Dag mienier! Dag mievouw. Ies goed, ies goed?’ Dat schiet al aardig op! Ik heb medelijden met de man. Het is een aardige vent. Of misschien eerder een dankbare man. Dankbaar voor dat minuutje dat ik heb voor hem. We verstaan elkaar niet, maar hij voelt dat ik hem probeer te begrijpen. Zijn verwoeste leven mag hij hier verder komen leiden, zijn herinneringen aan gelukkige tijden liggen in Syrië. Vermorzeld door de burgeroorlog daar, hier murw gemaakt door het onmenselijke bureaucratische Nederlandse asielbeleid en de moloch COA, leeggezogen door malafide taalbureautjes, zit hij nu in zijn stoel aan mijn deur. Zijn ogen staren nietszeggend in de perspectiefloze verte. Soms richt zijn blik zich naar binnen en verschijnt er een glimlach op zijn getekend gelaat.
Af en toe lichten zijn ogen even op, beroepsmatig, als er zich iemand aan de deur meldt. ‘Dag mienier! Dag mievouw. Ies goed, ies goed?’

Mama komt mijn kamer binnen.

‘Zo’n aardige man, die mij binnenliet! Is hij nieuw?’
‘Ehh, ja. Hij komt uit Syrië, waar hij…’

‘Fantástisch! Fantastástisch!! Hoe is het? Gaat het goed met je?’
‘Nou…nee, ik krijg die laatste happen niet weg. Veel te droge kost.’
‘O nou ja, het lukt je vast wel. Luister, ik heb je hulp nodig.’
‘O? Voor de buurvrouw zeker?’

Mama kijkt mij aan. Verrast en op haar hoede.
‘Wat weet jij daarvan? Hoe weet jij daarvan?’
‘Och, ik hoor af en toe wel eens wat.’
‘Nou, dat is helemaal geregeld hoor. Maak jij daar maar geen zorgen over. Komt helemaal goed,’ doet zij luchtig.

Zij kijkt mij onderzoekend aan.
‘Wat een rare lucht hangt hier. Zou je niet eens een raampje open moeten doen?’
‘Ik heb er geen tijd voor, mama. Ik zit alleen nog maar te eten en kom nauwelijks nog uit mijn stoel. Bovendien…’

‘Echt, je móet mij helpen! Papa en ik zijn weer gevraagd mee te doen aan de Poetsen en Wegkijken-bokaal. Spannend toch?’
‘Ehhh…Mam! Je luistert wéér niet naar me.’
‘Echt wel jongen! Wat we nodig hebben zijn mooie praatjes en mooie cijfertjes. En jij kan toch zo leuk schrijven? Heb ik dat nooit gezegd? Vast wel! Anyway, ik heb hier een lijstje met producten waar jij vast iets leuks over op papier kan krijgen. Kijk, over de croissants met ham én kaas, de zoetzure croûtons, de apenrotsjes met echt Himalayzout, de oliebollen met 4-seizoenenpeper, de metworst met dille…ze staan allemaal op de lijst. En papa wil wat cijfertjes van je. Wil je die bij elkaar zoeken? Hoeveel je wel niet van alles gegeten hebt, met welk bestek, in hoeveel happen en met hoeveel kauwbewegingen. Allemaal héél erg belangrijk! O, en wie er allemaal helpen bij de afwas. Je hebt toch wel kans gezien er nog iemand bij te vinden? Nee? Wat doe je dan toch zo’n hele dag jongen? Nou, dan verzin je er maar eentje bij. Weet je, neem die man beneden er gewoon bij. Merkt niemand. Maak je niet druk of het allemaal precies klopt. Daar zorgt papa wel voor. Ooo, ik vind het zó spannend! Doe je wel je best jongen? Het is zo belangrijk voor ons. De bakker en de slager, zelfs de marktmeester zitten in de commissie! Eet nou maar gauw door jongen, mama heeft dat niet voor niets gekocht. En ruim dan snel eerst de tafel af en zorg dat er geen kruimels meer liggen. Die vlekken zo op papier. Nou, toedeloe! Ik moet weer even naar de markt. Tot zo schat! Dan ben je toch wel klaar, hoop ik? Nou eigenlijk, dan wil ik het, nee móet ik het al meenemen. Goed dan, afgesproken! Misschien neem ik weer wat lekkers voor je mee. Er is steeds wat anders op de markt te krijgen en de bakker en de slager willen graag weten of jij het lekker vindt. Nou, doeoeiii.’

Of jij het lekker vindt? Of jij het lekker vindt?, gaat er door mijn hoofd. Het interesseert jou geen moer of ik het lekker vind. Het enige wat jou interesseert zijn de valse blije lach van de bakker en zijn uitgespreide tentakels die jou omvatten als hij je tegen zich aan drukt. Je koestert deze valsheid. Denkt dat je die doorziet. Maar mama, het is een spel dat jij verliest. Zij zijn veel slimmer dan jij. Reken maar dat zij de buurvrouw ook kennen. En ik maar eten. Steeds meer eten. Ik kan geen pap meer zeggen. Heb zelfs geen tijd om naar de wc te gaan. Ik doe mijn plas in lege spaflessen. Die neem ik mee als ik voor grote boodschappen moet. Douchen doe ik mij zelden nog, want duurt te lang. Een beetje water in mijn gezicht volstaat. Verschonen? Kleding wassen en ophangen kost tijd en doe ik dus zo min mogelijk. Strijken is niet nodig. Verspilling van kostbare minuten.

Ik hoor de deur in het slot vallen. Over de parkeerplaats zie ik mama op haar glimmende pumps naar haar zwarte auto lopen. Ze poetst even een vlekje weg met haar mouw (doet ze altijd realiseer ik me, het is dwangmatig) en stapt in. Als zij de parkeerplaats afrijdt steekt ze haar arm uit het raampje, wijst op de deur en steekt haar duim op. Uitbundig zwaaiend geeft zij gas.

Allemaal show. Mijn moeder is niet echt.

© Ben Voorend              10/07/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief.
Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.