‘Hai Felicity ga zitten. Het jaarcontract van Bernard: verlengen of niet? Wat zijn jouw gedachten?’

‘Ja. Ehm, ben wel blij met hem: vrolijke collega, heel gezellig en empathisch…’

‘Maar?’

‘Nou ja… weet het niet. Eigenlijk. Hij is wel goed, gewoon.’

‘Heb je een voorbeeld van iets dat beter kan?’

‘Hij maakt verrukkelijke cakes, belooft een kookboek mee te nemen met die recepten en dat vergeet hij dan telkens te doen.’

‘Gaat niet over werk. Ander voorbeeld?’

‘Het actiepuntenschema bijhouden, hij doet dat slechts driemaal per week: ma-wo-vrij.’

‘Al eens gezegd?’

‘Paar keer – hij zegt dat het hem nogal wat tijd kost en dat dit goed genoeg werkt. Hij heeft een punt.’

‘Als het om de uitvoering van zijn taken gaat, is er dan dringende verbetering nodig?’

‘Nou nee. Ada vindt hem aardig, het hele team eigenlijk wel. En ik ook.’

‘Felicity?’

‘Harold?’

‘Je bent anders altijd super-analytisch, met afgewogen voors en tegens en hier draai je maar om de hete aardappel heen. Wat is er aan de hand?’

‘Wil je het echt weten?’

‘Ja!’

‘Word je niet boos?’

‘Oh? Waarom dan?’

‘Ik wil graag dat hij blijft. Ben namelijk verliefd op Bernard. En het is wederzijds.’

[Dit is een Doorsel, dialoog van maximaal 200 woorden.]