Gisteren was ik jarig. Nietsvermoedend stapte ik ’s morgens mijn kantoor in om verrast te worden door ballonnen en slingers van muur tot muur, een kleurige papieren verjaardagskroon, een versierde stoel, een grote bos tulpen en een fles rode wijn die de zaterdag niet haalt. Bleken een groepje vrijwilligers en mijn collega verantwoordelijk voor te zijn. Nou pleeg ik doorgaans niets aan mijn verjaardag te doen en dat weet iedereen. Ditmaal hadden zij daar lak aan. En eerlijk waar, ik was tóch aangenaam verrast!

 Het was woensdag en ’s middags krijgen kinderen van de eerste klassen van de basisschool, die een taalachterstand hebben omdat hun ouders van niet-Nederlandse komaf zijn, bijles van vrijwilligers van Taalvijver. Vooral lezen, leren begrijpen wat zij lezen, hoe uit te spreken, dat soort dingen.

Het is een drukte en herrie van belang, maar o zo leuk! ‘Tikkie! Jij bent ‘m!’ En weg zijn ze, door de garderobe en dan verstoppen in de wc’s. Is toch een heel ander soort reuring dan het geschuifel van de bejaardensoos, zal ik maar zeggen. Soms moet ik wel ingrijpen als ‘baas’ van het gebouw. Maar ze luisteren aardig goed, moet ik zeggen.

 Gisteren wist ik nog een zak spekkies te liggen in de voorraadkast en ben gaan trakteren. Zonder uitzondering werd ik in keurig Nederlands gefeliciteerd, een enkeling vroeg ook nog hoe oud ik geworden was. Vierenzestig! Daar hadden ze ontzag voor.
Eentje maakte het helemaal bont: ‘Hoe oud bent u geworden?”

‘Vierenzestig.’
‘Wow! Zo oud jôh!’
‘Nou’, zeg ik, ‘als jij genoeg spekkies eet word jij vanzelf ook wel vierenzestig.’
Waarop hij antwoordt: ‘Nou….dat duurt nog wel hóóónderd jaar!’

Misschien moeten we ook nog maar een rekenklasje opstarten.