Knarsend en piepend gaan de zware deuren open. Het geluid is niet eens zo hard, maar in de bomvolle stille kerk, waar enkele honderden gelovigen zojuist aan de Nachtmis zijn begonnen, klinkt het luid en galmend door de gewijde ruimte.

De pastoor, net bezig met zijn begroeting van de aanwezigen, staakt zijn welkomstgroet en blijft met gespreide armen staan. Ik ben, denk ik, de enige die de minieme verandering in zijn houding opmerkt. Meteen al bij het gepiep van de zware deurklink recht de godsdienaar haast onmerkbaar zijn rug, spant zijn kaakspieren en richt zijn ogen verwijtend op de laatkomer.
Alle aanwezigen kijken om. In de deuropening staat, zwelgend in zíjn moment van glorie en misplaatste autoriteit, Gorcums commissaris van politie. Met zijn dikke buik vooruit en de handen op zijn rug overziet hij de zaal voor hem. Langzaam beweegt zijn hoofd zich van rechts naar links. Zijn ego zuigt al die aandacht op. Hij is dé notabele van de stad en iedereen moet dat beseffen. Er spreekt ook minachting uit voor dat softe pastoortje dat helemaal niet weet hoe het echte leven in elkaar steekt. Nee, boeven vangen, dat is het echte leven. En hier staat-ie dan: de WETSDIENAAR!

Illustratie Ben Hunia

Hij schrijdt naar voren. Ook zijn schoenen kraken bij elke afgemeten stap. Op de tweede bank zitten reeds zijn vrouw en kinderen. Zijn ongetwijfeld vooruitgestuurd door despootlief. Zijn hoofd blijft zich het hele pad van rechts naar links bewegen. Zijn vorsende ogen priemen in de ogen van hen die opkijken als hij passeert, maar nemen de minachting niet waar. Híj is het middelpunt, niemand kijkt naar de pastoor, die nog steeds als een bonte aalscholver de armen gespreid houdt en zwijgt. Pas als HET GEZAG zijn jas heeft uitgetrokken en naast zijn vrouw heeft plaatsgenomen, vervolgt de pastoor zijn begroeting tegen het decor van een enorme kerststal achter hem, waarvan de grote kaarsen hun schijnsel de gouden en zilveren kerstversiering onregelmatig doet flonkeren, terwijl de wijzen devoot knielen bij de kribbe.

Wat moet de pastoor een hekel gehad hebben aan dat narcistische diendertje. Elke zondag was het namelijk raak. Prompt enkele minuten nadat de dienst begonnen was gingen de deuren piepend en krakend open en voerde de man dit toneelstukje op. Het medelijden dat de kerkgangers hadden voor zijn vrouw was bijna voelbaar. Hoe kun je léven met zo’n egocentrische dwingeland?

En dan de koffie ná in de pastorie. De pastoor, gebruikmakend van de drukte in de kleine ruimte, onttrok zich behendig aan de machtsstrijd waartoe hij uitgedaagd werd. Hij bewoog zich om het groepje middenstanders en andere hielenlikkers heen die zich rond de bevelhebber schaarden, die er zelf overigens niet voor terugdeinsde om mensen aan te spreken, er zodoende voor zorgend vooral niet alléén te staan, want dat zou een blamage zijn.

Ik kon al lang geen respect meer opbrengen voor deze fossiele gezagsdrager, noch voor zijn ambtsvriendje, de reactionaire burgemeester van Gorcum, Ridder van Rappard. Deze avond sloot ik de deur definitief voor een gezag dat zijn autoriteit denkt te kunnen ontlenen aan zijn functie, meer dan aan respect en inlevingsvermogen.
Ik walgde van dit mannetje en sloot de deur met een klap.

Die kerstnacht nam ik ook definitief afscheid van de kerk als instituut. Want óók de pastoor verloor mijn achting. Van het geloof in een hogere had ik al eerder afscheid genomen, maar de organisatie kerk, met haar miljoenen bevlogen gelovigen, kon nog altijd een invloedrijke rol spelen, meende ik. Zij kon een collectieve stem laten horen overal waar misstanden aan de orde waren. Als haar boodschappers hun stem maar wilden laten horen.
Met stijgende verontwaardiging hoorde ik de preek aan. Met geen woord repte de pastoor vanavond, júíst vanavond, over de schandalige putsch die kort daarvoor in Chili had plaatsgevonden. De socialist Allende was er afgezet en vervangen door een het kapitalistische Westen gezinde junta. Afgezet om de financiële belangen van de koperindustrie in het Westen en Noord-Amerika te beschermen. Duizenden doden, het land ontredderd en de bevolking geknecht. En in deze kerk in het welvarende Gorcum, vol met gelovigen die oprecht voor vrede op aarde baden en zongen, stond een pastoor te prediken over koetjes en kalfjes van het dagelijks leven en diste nog maar eens het kerstverhaal op. Niet de kerstbóódschap.

Illustratie Ben Hunia

Bij de hoofdingang van de kerk, onder het licht van de overkapping buiten, wilde ik de pastoor daarover spreken. Het was er gezellig druk. Iedereen wilde de herder even een handje geven met de beste gezegende wensen. Ik wachtte tot zo ongeveer iedereen weg was.
‘Ach weet je.’ was zijn antwoord, ‘er waren vanavond hier ook veel mensen die moeite hebben om elke maand de eindjes aan elkaar te knopen. Die wil je toch óók wat bieden.’

Ik was achttien. Op dat moment draaide ik óók de kerk letterlijk de rug toe. De herder zag de minachting in mijn ogen en besefte dat hij dit schaap kwijt was. Abrupt draaide ik mij van hem af en stapte het duister in, nog even verbluft nagestaard vóór hij zich weer omdraaide om zijn toneelstukje op te voeren.
Dikke sneeuwvlokken hechtten zich aan mijn sjaal en jas toen ik mij aan deze valse kerstvroomheid onttrok.

Kerstnacht 1972, mijn laatste kerst.

Twee illusies armer. Twee standpunten rijker.

 

© Ben Voorend           23/12/2018

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.