foto Miriam Fleuren

Joan Baez en Mahalia Jackson en het Weihnachtsoratorium: als kleine dreumes beluisterde ik thuis alles wat de rijkdom van kerstmis bezong. Mijn pacifistisch-socialistische ouders waren meesters in het aanklagen en bestrijden van onrecht en uitbuiting, ook op kunstzinnig-professionele basis. Maar ze waren ook heel katholiek nog (totdat voor hen in de sixties “de bom barstte” die de kerkelijke leegloop ook toen al markeerde). En nou juist dàt maakte mij tot een tot een zeer tevreden, in warme kerstsferen rondwentelend… kind.

De boom

De kerstboom was altijd een echte. Met geurende takken en naalden. Die na kerst altijd uitvielen. Dat hoorde er bij. We kochten de boom even verderop, op de hoek van de Plantage Kerklaan, de weg die we ook ‘s zondags altijd liepen richting Mozes & Aaronkerk. Tien gulden, herinner ik me. Terug naar huis was een klein feestje: om beurten mochten ik en mijn jongere broertje de boom aan de punt omhoog houden, terwijl mijn vader de stam aan het houten kruis droeg. Dat ruwhouten kruis werd stevig aan de zwarte kruk vastgebonden met touw. De emmer water met spons stond er al haast bij voordat we met ons allen de boom versierden. Altijd echte kerstboomkaarsjes – op die troep van namaakkaarsjes en gekleurde lichtslingers werd zwaar neergekeken. En tot op de dag van vandaag vind ik dat dus nog steeds helemaal niks. Huiselijke kinderindoctrinatie: heerlijk. Ik mocht de kaarsenklemmetjes aan de takken steken: voorzichtig en er mocht niet een tak vlak boven zitten. We hielpen allemaal met versieren. Klokken en ballen en engeltjes en vogeltjes. De zwaantjes vond ik het mooist. Alles alleen in zilver, want we leerden ook dat een bonte boom met alle kleuren van de regenboog “kitch” was. Dat moest iets betekenen als niet mooi, of in elk geval iets wat niet in de haak was. Dan de kralenslingers en het engelenhaar. Daar kon je wel wondjes van krijgen. Mijn vader bracht tenslotte de piek aan, maar toen wij er later op een keukenkruk zelf bij konden had ik ruzie wie deze heilige slothandeling mocht uitvoeren. Elke avond ging de boom aan. Zonder pakjes op 25 december, want die hadden we met Sinterklaas al gehad. Nooit voelde ik de zekerheid en veiligheid van ons samenzijn intenser, zeker als mam ons erbij voorlas uit de progressieve kinderbijbel of uit Kris Kras. En al helemaal vanwege de kerststal.

De stal

De kerststal was voor mij een kleine, intieme heilige plek. In de door mijn vader bijeen gesprokkelde latjes en plankjes waaibomenhout stonden de door mijn moeder geboetseerde Jozef en Maria. In hen zag ik dus mijn eigen pap en mam. Zij waren simpelweg Jozef en Maria zelf. En het kindeke in de kribbe, dat was ik! Het zou natuurlijk ook best mijn kleine broertje kunnen zijn, maar omdat ik met hem vaak ruzie had en hij daarvan natuurlijk altijd de oorzaak moest wezen, zag ik die tweede mogelijkheid slechts als theorie. Mijn hebzucht kende geen grenzen. Van een extra dropje en suikerbeest tot mijn verpersoonlijking in het “heilige kindeke Jéésus van Bètteljem” – zoals onze rondbuikige pastoor in de Bonifatiuskerk dat uitsprak – ik nam alles gretig tot mij. Stomweg stuitend – als ik hierop terugkijk. Het duurt lang voordat het succesvolle katholieke machtsconcept van het schuldgevoel wegslijt. Mijn mam was er op het laatst eindelijk bijna van afgekickt. Bijna – net als ik, bijna.

Iets van iets hogers ervoer ik voor het eerst met het gezamenlijk zingen van de kerstliedjes, die mijn moeder en mijn zusje bovendien ook nog begeleidden met bamboefluiten – fluiten die zelf gemaakt waren door een goede vriend van mijn ouders, de beeldend kunstenaar Theo Forrer. “Stille Nacht” vond ik het allermooist – dat klonk voor mij niet minder dan magisch. In “De Herdertjes lagen…” zag ik een vredig slapend kinderklasje in een pikdonker heideveld.

“Vrete op aarde”

Onze kerststal leeft nu eeuwig voort: bij mijn zuster in Nijmegen, versierd met een nieuwe, zich elk jaar uitbreidende diergaarde. Zie foto. Mijn zus bewaart een bijzondere band met Maria en Jozef: mijn moeder boetseerde deze namelijk in 1949, het jaar waarin zij in verwachting was van mijn zusje – het eerste kind was op komst. De klei bakken deed ze gewoon in de kolenkachel in “ons oude huis” – tijdens de na-oorlogse armoe nog, waarin onder andere de heerlijke verwen-truc van het boterhammen soppen in warme chocolademelk was ontstaan. Maar veel belangrijker nog dan het verleden is de actualiteit van de diergaarde er omheen.

“Dit is nu mijn asiel-stal”, aldus Miriam, eergister. Zie nogmaals de foto.

Miriam: “Elk jaar zet ik er een dier bij. Eentje die bedreigd wordt, om opgevreten te worden! Bij mij zijn ze veilig, hier in mijn vluchtstal. Zo krijgen ze eeuwig asiel van me – tegen het eeuwige gevreet overal om me heen, waar ik kotsmisselijk van word. Niet alleen met kerstmis, maar gewoon het hele jaar door zie ik dat geschrans. Totale vervreemding!”

Haar kerststal wordt geflankeerd door extra wakers over de kudde. Links op de foto zien we Kwan Yin: de Chinese godin van troost en genade en mededogen. Rechts Laxmi: de hindoe-godin van rijkdom en fortuin en welvaart. Extra wakers. Naast de oude, vertrouwde Jozef en Maria van de bijbel en van de kolenkachel in 1949 – want die zijn vandaag niet meer voldoende.

Gewaar-zijn

Op televisie en facebook zie ik vandaag en gister omgetoverde huizen tot kerstpaleisjes, eenzame ouderen die toch bezoek krijgen, vredevolle woorden van verbinding en hoop door Jan Terlouw vanuit een rijdende EO-treinwagon, versierd met veelkleurige lampjes. Ik zie vooral uitwisseling van kerstdiner-ideeën en recepten. Velen die het “duurzamer” (stopwoordje!) aanpakken. Maar met veel vlees gewoon ook. Industrievlees, uitzonderingen daargelaten. Men vreet zich nog altijd klem. Men gourmet zich de tering. Men zuipt zich de tyfus. In alle vriendelijkheid. In alle onderlinge troost. Tussen alle lichtjes van de wereld. En met uitzicht op het komende knalvuurwerk op Oud & Nieuw. De kerstomzet wordt dit jaar geraamd op een miljard: record aller tijden. Voor wie het toetje of een flesje vergeet in te slaan zijn er op 1e kerstdag 700 en op 2e kerstdag 2200 supermarkten gewoon open, waarvan vele vanaf acht uur ’s morgens. De werkelijkheid is zo schrijnend omdat al het menselijk-goede tegelijk ook het wanstaltig verschrikkelijke blootlegt.

En dan zie ik mensenkinderen met hun moeders en vaders in een eeuwigdurende marathon-kerkdienst. Charitatief christendom in actie – het kan nog steeds – in kleine, dappere, liefdevolle lotsverbondenheid. Vierhonderd opgroeiende kinderen worden beschermd – zij die hier in ons land geboren zijn en hier hun vriendjes maakten en hun huiswerk en hun toekomstdromen – kinderen van vluchtelingen waarvoor geen plaats is in de herberg van de BV Nederland.

Ook zij kunnen wat mij betreft worden bijgezet in onze voortlevende kerststal bij mijn lieve zus in Nijmegen, naast alle bedreigde dieren. Geen plaats? Dat wordt dan een extra tafel aanschuiven.

Vragen sommigen van jullie zich af waarom ik weleens huil? Ach, het zal mijn kerststress zijn!

Zalig Kerstmis! (Ik hou nu de katholieke formulering maar even aan.)

(c) Reinout Koperdraat              24/12/2018

 

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.