foto: Mourad Saadi – Unsplash

 

In 1986 ga ik met mijn vrouw en de kinderen op vakantie naar Zuid-Italië, wij kamperen een paar weken in de buurt van Crotone aan zee. Onze caravan wordt met een tractor zo dicht mogelijk bij de vloedlijn neergezet, dat zijn onze favoriete plekjes, het liefst met een wiel in het water. De surfplank ligt opgetuigd voor de caravan zodat Jordi als het hard waait meteen kan gaan surfen.

Niemand in deze streek surft, het is een onbekend fenomeen en mijn zoon trekt dan ook telkens veel bekijks van de locale bevolking. Toeristen komen we in dit deel van Calabrië zelden tegen.

Hij is een geoefend windsurfer en wacht op windkracht 5, voor minder gaat hij niet. Tot aan de middag is er meestal een matig windje en mag ik zijn plank gebruiken. Ik wil het per se leren, en het valt mij zwaar om toe te geven dat ik geen aanleg heb. Ik droom van het wegspuiten met zo’n plank, maar ik lig meer in en onder water. Als ik voor de -tigste keer zachtjes vloekend in het water lig en moeizaam de surfplank opkruip, vraag ik me af waar ik mee bezig ben, maar ik zet door en uiteindelijk wordt dat beloond en krijg ik het redelijk onder de knie. En geloof me het is het allemaal waard!

Op een bijna windstille, bloedhete dag zoek ik wat afkoeling op het water. Met zo’n beetje wind dobber je een beetje heen en weer, spannend is het niet. Als de wind aantrekt vind ik wat makkelijker balans en als de wind een flinke bries wordt schiet ik een breed schuimspoor trekkend over het opspattende water. De plank raakt het water nauwelijks en krijgt daardoor extra acceleratie. Ik speel met de wind en het water, en dat is genieten.

Als ik zo’n 2 kilometer uit de kust ben, een eeuwigheid later, verstoort een snel aanwakkerende wind en een donkere lucht mijn droom. Het wordt koud, ik ga terug.

Aanvankelijk gaat dat goed, totdat een flinke windstoot mij het water inblaast. Daarna gaat het in etappes terug, opstaan, varen, vallen, opstaan, varen, vallen, de wind krijg ik niet goed in het zeil en drijft de plank steeds in de verkeerde richting, ik ben een speelbal van de elementen. Mijn armen voelen loodzwaar en het lukt me niet om het zeil uit het water te hijsen, er zit niets anders op dan even te wachten om nieuwe energie te verzamelen. Op hulp vanaf het strand kan ik niet rekenen er zijn geen bootjes. De wind neemt toe tot stormachtig, de kust is ver weg. Na een kwartiertje dobberen waag ik weer een poging en zowaar het lukt, met het zeil schuin achterover in de wind en met gekromde tenen houvast zoekend op de gladde plank, storm ik met hoge snelheid op het strand af. Het zeil ligt goed op de wind, de snelheid is maximaal. Krampachtig houd ik de giek vast, het zeil kan ik maar net houden. En dan, als de kust in zicht komt, moet ik beslissen, doorgaan het strand op of stoppen en moeizaam zwemmend met plank en zeil terug. De keuze is niet moeilijk, een alles of niets gevoel, doorgaan!

Met een schok boort de plank zich in het zand, ik vlieg meters door de lucht, maak drie koprollen en val plat op mijn rug. Uitgeput en verdoofd kom ik bij mijn positieven en hoor applaus en opgewonden kreten. Als ik schaapachtig omhoog kijk staat een groepje Italianen over mij heen gebogen, kennelijk hebben zij het hele gebeuren vanaf het strand gevolgd en vinden het een leuke stunt. Onder hun bewonderende blikken voel ik mij enigszins onzeker, is dit gemeend of word hier een toneelstukje opgevoerd? Toen ze vroegen of ik hun surfleraar wilde worden, was het duidelijk!

 

©Frans Wouda        juli/ augustus 1986

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.