Bij mijn geboorte kochten mijn ouders bij de lokale kantoorboekhandel een baby – album; een fotoalbum waarin de eerste kiekjes van een pasgeborene kunnen worden bewaard en van vrolijk commentaar voorzien.

De eerste pagina’s van dit album zijn voorbedrukt en bieden plaats aan vitale informatie rondom de geboorte: datum, tijd en plaats, naam, het geboortekaartje, gewichtsontwikkeling, het eerste tandje en op de laatste voorbedrukte bladzijde het rubriekje: mijn eerste pasjes.

Ter illustratie van dit item een tekening van een klein jongetje dat op blote voeten, met een krantenpapieren muts op zijn hoofd, een knapzak op zijn schouder, in shirtje en luier langs veld en wegen stapt en juist langs een blauwe wegbewijzering komt, waarop « PARIS » staat geschreven. Ik woonde al lang en breed in Parijs toen ik op een druilerige zondag op zoek was naar een kinderfoto en op dit toevallige en vroege teken aan de wand stuitte.

Op de lagere school kregen we in de vierde en vijfde klas les van een leerkracht die zijn Franse achternaam met trots droeg en die zijn liefde voor het land van Asterix, van Parijs, van zon en wijn en vooral zijn passie voor de sublieme Franse taal niet onder stoelen of banken stak. Hij leerde ons naast psalmen en gezangen, zoals het een leerkracht op een christelijke basisschool betaamt, de Nederlandse grammatica, vaderlandse geschiedenis, maar ook Franse liedjes, canons en gezegden.

In diezelfde tijd moet ik meerdere malen aan mijn ouders hebben gevraagd waarom wij nooit op vakantie gingen naar Frankrijk, iederéén ging naar Frankrijk op vakantie in die tijd; het leek me er prettig warm en het eten scheen lekker, meer wist ik niet. Het antwoord kan ik me niet herinneren, wellicht was de onzekerheid omtrent taalbeheersing sterker dan de drang nieuwe contreien te ontdekken. Hoe dan ook trokken wij regelmatig ’s zomers de Teutoonse gebieden door, om uiteindelijk in Zuid-Duitsland of Oostenrijk onze tent op te slaan en verkozen we aldus Heidi’s Heimat boven het land van Marianne.

Toen ik op de middelbare school, door omstandigheden, oponthoud en omzwervingen later dan gewoonlijk Frans in mijn vakkenpakket kon kiezen, was ik de koning te rijk.

Ik anticipeerde lessen en liep altijd een aantal hoofdstukken voor, uit opwinding: ik had het gevoel dat een wereld voor me ontsloten werd door het stapje voor stapje beter leren beheersen van deze lastige, wat « hermetische » taal, met zijn weerbarstige grammatica.

Fonetiek was een feest en mijn boekenlijst te lang en te ambitieus: mijn docente heeft tijdens mijn mondeling examen, tijdens welke ik hopeloos verzandde in een uitleg in het Frans over « l’Etranger » van Albert Camus, welwillend een oogje dichtgeknepen en me een prachtig cijfer gegeven.

Tijdens mijn muziekstudie heb ik geprobeerd een blauwe maandag Frans te studeren, maar twee studies in twee verschillende steden was iets te gecompliceerd.

In 1992 voor het eerst in Parijs geweest met een vriend. Een hotel op de boulevard Magenta, de toeristische hoogtepunten, lekker eten, de duizelingwekkende metrostelsels, de bruggen, de Seine, het Centre Pompidou, het Louvre, het Musée Rodin. Ik was verkocht.

Na mijn afstuderen ben ik een tijd zoekend geweest; ik vulde mijn dagen met lezen, boetseren en muziek maken. Ik was bezorgd en somber. In die tijd dacht ik erover naar Parijs te gaan om personal assistant van een schrijver te worden, ober of suppoost in een museum, als het moest. Het voedde mijn gedachten en dromen van vertrek, van nieuwe horizonten, van Parijs.

In de zomer van ’99 kwam ik tijdens een muzieksymposium in Rotterdam een charmante jongeman tegen die vervolgens 11 jaar lang mijn partner zou zijn. Hij was mooi, lief, grappig, muzikaal, sexy, hij ontroerde me en hij was Fransman. In 2004 ben ik naar Frankrijk verhuisd, eerst naar het Normandische platteland, naar een middeleeuws huis in een appelboomgaard en sinds 2007 woon in ik in Parijs, eerst in een minuscule kamer in het 15e arrondissement met toilet in het trappenhuis, later deelde ik een appartement in het 17e en nu dus net buiten de ring in de banlieue, in Montreuil ook het 21e arrondissement of de 2e hoofdstad van Mali genoemd, vanwege de enorme Malinese gemeenschap alhier.

Vanuit mijn twee verdiepingen in dit huis uit het begin van de twintigste eeuw, leef ik mijn leven als Montreuillois, doe ik m’n boodschappen en m’n werk en trek ik bijna dagelijks met behulp van metrolijn 9 en ander transport lijnen door de stad.

Concentrische krachten, centralisatie beheersen het leven in Parijs en in Frankrijk: de richting is altijd naar het centrum toe; als de afvoer in het diepste punt van een badkuip zuigt het centrum van de stad alle aandacht, energie, levendigheid naar zich toe: de regeringsgebouwen, het Elysée, de grote musea en concertzalen zijn mastodonten van macht, cultuur en geschiedenis. Het echte leven is echter elders….

©Jan Jeroen Bredewold         11/09/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.

Deze blog is eerder gepubliceerd op de website van Jan Jeroen Bredewold: https://lijn9parijs.home.blog/:

U kunt daar natuurlijk ook een reactie plaatsen op de site van Jan Jeroen zelf.