Ik zet mij aan de tafel en kies het Parool. De Telegraaf ligt er ook, maar die vind ik alleen goed genoeg om een makreeltje in te vouwen. Schuin tegenover mij zit een oude baas. Zijn borrelglaasje is bijna leeg, zie ik, en er ligt een notitieblokje naast. De man lijkt in gedachten verzonken. Schuin achter hem leggen vier mannen een kaartje. Toepen waarschijnlijk, dat is hier populair. Ja, dat moet het zijn, want ik ontwaar nu Hugo en Jantje Halve Kip, fervente toepers en in hun spel verdiept. Hun glaasjes staan in de vakjes onder het tafelblad.

“Goedemiddag”, groet ik mijn tafelgenoot beleefd.

De man kijkt mij even aan alvorens mij een “Goedemiddag” te retourneren.

Ik denk hem te herkennen, maar het wil mij zo snel niet te binnen schieten. Ach, komt wel. Of niet.

De krant is van gisteren. Dat komt goed uit, want die had ik nog niet gelezen. Geen tijd gehad. Ik sla de krant meteen open, want de koppen op de voorpagina had ik al wel gezien.

Ah, een Kronkel! Heerlijk! Ben ik gek op. Die genadeloze observaties van het Amsterdamse caféleven door Simon Carmiggelt . Messcherpe analyses, als onder een loep. Ik geniet ervan. Zijn ook de reden van mijn abonnement op het Parool.

Ik spoel eerst nog wat koffie weg en toon Betty mijn lege glaasje, ten teken dat ik graag een refill wil en duik in de Kronkel.

“Alsjeblieft!”, zegt Betty als zij mijn glas aan tafel bijvult.

“Kan ik u misschien ook iets te drinken aanbieden?”, vraag ik mijn tafelgenoot.

Weer kijkt hij mij even aan.

“Zeer vriendelijk van u. Dat sla ik niet af.”

“Betty…?”

“Is goed Ben. Komt eraan.”

Ik bekijk de man wat nauwkeuriger. Het diffuse licht werkt niet echt mee.

“Ik heb het gevoel dat ik u ken, maar ik kan even niet bedenken waarvan”, vis ik.

“O, maar u léést mij net!”

Ik léés hem net?, denk ik. Ik léés hem net? Wat bedoelt-ie?

“U heeft daar toch het Parool? Pagina 2 zie ik, rechtsboven leest u.”

Wel verdorie! Zit ik daar met de schrijver van de Kronkels! Simon Carmiggelt! Ik ken hem van tv natuurlijk, waar hij tegen middernacht Kronkels voorleest.

Hij leunt even opzij als Betty zijn glaasje vult.

Wij proosten en nippen aan ons glaasje.

Meneer Carmiggelt,” durf ik te vragen, “haalt u uw personages echt uit cafés? Bestaan zij echt?”

 “Heren, ik groet u allen!” galmt op dat moment Peter de ruimte in. Hij staat bij de deur en groet de aanwezigen luidkeels ten afscheid. De deurknop houdt hem staande als hij ongecontroleerd zijn linker vuist omhoog gooit en daarbij bijna achterover valt en roept: “Lang leve de koning!! Een driewerf hoera voor de koning! Hoera, hoera, hoera!!”, om vervolgens de deur open te trekken en onvast de namiddag in te stappen. Op zoek naar een café waar ze hem nog wel tappen, weet ik.

“Ik heb het antwoord al”, zeg ik.

“Snapt u?”, zegt Carmiggelt, met een minzaam glimlachje.

 

© Ben Voorend 23/2/2018

 

Naschrift

Omdat het wel 35 jaar geleden is dat ik er een enkele keer kwam, ben ik vandaag (24/2/’18) nog weer eens bij de Engelse Reet naar binnen gestapt.

De Engelse Reet, een mooi oud bruin café in de Begijnsteeg, één van de smalle steegjes bij het Begijnhofje aan het Spui, die naar de Kalverstraat voeren. Op de hoek nog steeds een kapperszaak, waar ooit de legendarische en excentrieke barbier van Italiaanse afkomst, Capone noemde men hem, het scheermes zwaaide en zijn muren aanbood als expositieruimte voor kunstenaars.

Aan het Begijnhofje staat de Engelse Hervormde Kerk, een van de oudste gebouwen van Amsterdam. Reet is een oud woord voor kier, en op een plattegrond doen die steegjes denken aan kieren. Vandaar de naam. Je moet het café weten te vinden, anders loop je er zó voorbij, want de piepkleine ramen en de overhangende markies beletten goeddeels het zicht naar binnen. Het café bestaat dit jaar 125 jaar en is vanaf de eerste uitbater overgegaan van vader op zoon. De eerste Teun begon het café in 1893. Anno 2018 bestiert de vijfde (!) generatie Van Veen het etablissement.

Het verhaal “Ontmoeting met een idool” is gedeeltelijk verzonnen: de personages die erin voorkomen zijn echt en het café is echt, met dien verstande dat ik de inrichting heb aangepast ten behoeve van het verhaal. En Carmiggelt heb ik nooit ontmoet.

Het café, feitelijk een klein pijpenlaatje, heeft namelijk geen bar, alleen tafeltjes. Drankjes worden nog geserveerd vanuit een klein nisje achterin (tegenwoordig noem je dat een pantry). Nog steeds komen er schrijvers die op zoek zijn naar de karakteristieke ouderwetse sfeer die Carmiggelt zo goed wist te beschrijven, maar die je allang niet meer aantreft in veel van de brallerige ‘Amsterdamse’ kroegjes. Nee, in de Engelse Reet lijkt de tijd te hebben stilgestaan. Nog steeds, bijvoorbeeld, wordt er geen muziek gedraaid. Hier moeten mensen zich nog met elkáár onderhouden!

BV