Onze klok. Hij was er altijd, zolang als ik mij kan herinneren. Indrukwekkend en onaantastbaar stond hij boven het gezin. Als een tot hout verworden cyclopenhoofd leek hij vergroeid met het donkereiken wandmeubel bij ons thuis. Achter de goudomrande monocle zijn okergele picasso-oog, met daarin neusgaten en een in tweeën gedeelde bruine wenkbrauw, waarvan de delen, in het midden van het oog, toch nog met elkaar verbonden waren, maar zich niet synchroon bewogen. De ene keer stonden zij haaks op elkaar, dan weer in een stompe of scherpe hoek of in elkaars verlengde of over elkaar heen. Maar dat duurde nooit lang. Wel herhaalden de patronen zich dagelijks. Aan de randen van het oog dwongen grote Romeinse cijfers respect af voor het toestel, verleenden het zijn majestueuze autoriteit.
De mond bevond zich aan de achterkant van het oog. Een gesloten klep met een haakje. Die mond ging regelmatig open. Dat deed mijn vader. Hij was de enige die de mond mocht openen. Als de fut eruit ging en de klok trager ging lopen, moest mijn vader het apparaat opwinden. Hij plaatste dan een stoel tegen het wandmeubel, klom erop om bij het apparaat te kunnen en draaide het hoofd om de mond ervan te openen. Eén keer slechts heb ik vluchtig in die mond kunnen kijken en zag er de goudglimmende tong die er slingerde en er tik – tak bij klikte en klakte. Onder die tong lag, als een prothese, de sleutel. Mijn vader nam vervolgens de sleutel uit de mond, draaide het hoofd, zwaaide de monocle open en stopte de sleutel trefzeker in de neusgaten, eerst de linker, daarna de rechter, draaide tot hij bijna niet verder kon, sloot dan de monocle weer en legde de beugel weer terug in de mond. Haakje erop. Klep dicht. Hoofd teruggedraaid. Ogenschijnlijk zonder een traan te laten accepteerde de klok deze vernederende afhankelijkheid. Verder mocht alleen mijn moeder eraan komen. Wekelijks ging er de stofdoek over en kreeg de monocle een liefdevolle behandeling met zeemleren lap en water met wat spiritus.
Het oog bevond zich in een donkerbruin hoofd: een houten kastje van zo’n veertig cm breed en vijftien diep. De ornamenten leken op het halflange haar van een brunette. Plat op het hoofd en op de schouders naar buiten krullend.
De rustige, gelijkmatige ademhaling van de klok werd slechts twee keer per uur onderbroken. Ten teken dat hij er nog was hikte hij op het half uur slechts éénmaal en op het hele uur liet hij zich echt gelden en beierde het aantal uren dat de dag gevorderd was. Ja, hij hield je bij de tijd, geen ontkomen aan!

Je keek ertegen op. De klok dicteerde ons levensritme. Zijn wil was wet. Hij bepaalde hoe laat je opstond. Hoe laat je aan tafel ging. Hoe laat naar school en hoe laat naar bed. Hij bezag en regisseerde in belangrijke mate het gezinsgebeuren met zijn ene oog.

Dat oog is getuige geweest van de vele kaartavonden met vrienden en familie. Pandoeren met opa. Ruzie met mijn zusje als zij niet mee wilde spelen en wij dus een man te kort kwamen. Van Sinterklaas en Zwarte Piet, de Paashaas en kerstbrood na de nachtmis. Van verjaardagen ook, met op de bruingeel gedekte tafel schaaltjes pinda’s en chips naturel met blauwe wikkels met zout ernaast en mijn moeder met permanentje die er kommetjes dipsaus bij plaatste, gemaakt in de keuken van poeders uit zakjes waar wat water aan toegevoegd moest worden, terwijl mijn oudste zus de bestellingen opnam voor pils, jenever, wijn of cola, en waarbij de visite, als gevolg van enorme wolken sigaren- en sigarettenrook nauwelijks nog kon zien hoe laat het was, totdat de klok zich om elf uur door het geanimeerde gekuch, gerochel en gelach der aanwezigen luid en langdurig liet horen: tijd om aanstalten te maken! “O, is het al zó laat mensen?! Wat gaat de tijd toch snel, niet, als het gezellig is?”

Deze klok staat nu bij mijn broer. Ook hij claimde de klok voor later, als onze ouders er niet meer zouden zijn. Ik heb daar vrede mee. Ik was 19 en woonde op mijzelf toen ik besloot niet meer te zwichten voor welke klok dan ook en de dwang van tijd. Mijn horloge verdween resoluut in de afvalbak op de tramhalte Van Woustraat – Pieter Aertszstraat.

© Ben Voorend           12/05/2019

Wilt u reageren op dit bericht? Gebruik dan de optie ‘Geef een reactie’ hieronder.

NB
Uw mailadres, nodig om de reactie te versturen, wordt niet zichtbaar weergegeven en blijft expliciet alleen bekend bij het Nederlands Blog Initiatief. Hierop is de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.

Uw reactie wordt niet direct weergegeven; deze wordt eerst beoordeeld door het Nederlands Blog Initiatief.