Betty richt zich op, de afstandsbediening in haar hand.
‘Ssstt!’, sist zij tot niemand in het bijzonder, ‘Jan gaat iets zeggen.’ De verzamelde familie in de kamer doet er abrupt het zwijgen toe. Betty richt de afstandsbediening en drukt op play. De videorecorder geeft een klik en begint de tape af te draaien. Op het televisiescherm verschijnt eerst sneeuw, dan enkele strepen en tenslotte een foto van een vrouw met twee kinderen. De jongens, ongeveer zeven en elf jaar, zijn keurig geknipt en de vrouw heeft kort blond haar. Zij zal ongeveer veertig geweest zijn toen de foto werd genomen. Een prent van een gelukkige moeder met haar twee zoons in het stadspark met op de achtergrond de vijver en het eendenstrandje. Het móeten wel haar zoons zijn, de jongens hebben dezelfde mond als hun moeder.

‘Aach, Ineke!’, roept iedereen uit. ‘Ineke met haar jongens! Dát is lang geleden. Misschien wel 30 jaar of zo. Toen was Bart al ziek, dat kun je wel zien, met zijn doodse haar. Want hoe oud is Jan nu? Eind dertig, toch? Weet jij het, Anneke?’
‘Nou…even denken, eh..’
‘Hè, stil nou even!’, Betty verheft geërgerd haar stem, ‘hier is Jan.’ Het rumoer verstomt onmiddellijk. Gespannen richt ieder zijn blik op het scherm. In beeld komt Jan. Hij zit aan een restauranttafel en kijkt rustig de camera in. Zijn gitzwarte haar, geprononceerde bakkebaarden en zijn krachtige kaaklijn omlijsten donkere ogen, die licht geamuseerd de camera in kijken. Het is een knappe verschijning. ‘Lieve familie’, begint hij, ‘op het moment dat jullie dit zi..’
‘Drieëndertig!’, gooit Anneke er nog snel even uit. ‘Jan is nu drieëndertig volgens mij.’
‘Verdorie, Anneke! Spoel maar even terug Betty, nou heb ik het begin gemist’, zegt Josée en kijkt Anneke verwijtend aan.
‘Ja, Anneke, hou je snater eens een keer! We zijn hier niet voor jou,’ zegt oom Govert driftig, de bijna honderdjarige nagekomen broer van Inekes grootvader en nog de enige van zijn generatie. Anneke heeft hem nooit gemogen en dat gevoel is geheel wederzijds. Weerzinwekkend mannetje. Nooit getrouwd geraakt en zij wist wel waarom. Hield nooit zijn ogen thuis. Keek nu ook al stiekem naar haar eigen kleindochters. Was oom Arie er nog maar, dacht Anneke, die zou ‘m wel van repliek dienen, die oude chagrijn! Ze kan het niet laten. ‘Nee, voor jou zeker?’, flapt ze er uit.
‘Annekeeeee!, waarom nou? Laat die ouwe man nou met rust. Hij kán toch niet anders? Dom geboren en nooit iets bijgeleerd. Dat wéét je toch?’, doet Kees een duit in het zakje.
‘Hé, hé’, je hebt het wel over mijn oom, hè!’, bemoeit Hans zich er nu mee.
‘Hoezo…jóuw oom? Het is helemaal jouw oom niet!’, brengt Anneke fel in.
“Nee’, zegt Kees. ‘Het is helemaal jouw oom niet! Die ouwe gek is de broer van Inekes grootvader en daarom kan hij jóuw oom niet zijn!’
‘Dat maakt hem jouw oudoom’, weet Josée.
“Ouwe gek? Wie noemt mij een ouwe gek!?
‘Hij’, zegt Hans en wijst op Kees, ‘die lekkere zwager van mij!’
Oom Govert duwt zich op de armleuningen van zijn fauteuil op en balt zijn vuist. ‘Ik zal jou eens een ouwe gek op je neus verkopen!’, schuimbekt hij.
‘O ja? Wie neem je daar voor mee dan?’
Ans, die naast oom Govert zit trekt hem aan zijn giletje weer op zijn stoel. ‘Niet op reageren, oom Govert. Je weet toch hoe die kouwe kant in elkaar steekt?’
‘Nee, nou wordt-ie mooi! Kouwe kant! Kijk naar jezelf. Jij hebt het libido van een ijskikker op sterk water, kuttekop!’
‘Dat is vals van je, Anneke! Wij hebben gewoon nooit kinderen kúnnen krijgen’, snikt Ans.
‘Ja, Anneke, dat had je niet hoeven zeggen’, zegt Hans.
‘Ja, was onder de gordel’, valt Kees bij. ‘Dat was nergens voor nodig.’

‘…en daarom, lieve familie, heb ik besloten mij terug te trekken in een boeddhistisch klooster in Tibet. Het ga jullie allen goed. Vaarwel!’
Betty barst in snikken uit.

(c) Ben Voorend 15/3/’18

Naschrift

De gebruikte foto komt uit mijn eigen familiearchief. De personages hebben uitdrukkelijk niets van doen met het verhaal.