‘Geestig he, dat er in het begin van de 20e eeuw een beroep was dat “versierder” heette?’

‘Pardon? Een beroep? En daar kreeg je dan geld voor?’

‘Het was letterlijk versieren. Een kachel, gevel, plafond, trapleuning, lamp, stoel of een gebouw. Zowel van binnen als aan de buitenkant – zo’n beetje alles in de wereld van design werd versierd.’

‘Met van die Art Deco bladeren, libellen, druivenranken en tierelantijnen?’

‘Altijd tierelantijnen ja. Dat was toen een teken van beschaving en cultuur. Als de boel functioneel kaal zou zijn, dan was dat automatisch armoe.’

‘En dat maakt zo’n stroming als De Stijl en schilder als Piet Mondriaan meteen wel begrijpelijker: een reactie op die tierelantijnen. Lekker strak met wit, zwart, grijs en alleen de primaire kleuren.’

‘Precies. En ik zag een artikel in het Engels op internet hoe webdesigners zich daardoor laten inspireren bij hun ontwerpen.’

‘Maar, ehm, op het internet is simpelheid toch gewoon noodzaak?’

‘Precies! Die link tussen De Stijl en bijvoorbeeld Microsoft kan dus meer wensdenken zijn dan wat anders.’

‘Artikel is vast van een Nederlander – ons landje als het centrum van de wereld.’

‘Klopt.’

‘Desondanks: mooie vondst als het echt zo zou zijn.’

‘Uiteraard! Wij zijn ook Nederlander.’

 

[Dit is een Doorsel, dialoogje van rond de 200 woorden.]