‘Goedemiddag, wat fantastisch is dit weer! Ik ben een fan van uw werk.’

‘Dank.’

‘Mag ik u eens vragen waarom uw schilderijen zo groot zijn? Dit werk vind ik prachtig, maar zulke grote muren heb ik niet. Doet u ook kleiner werk?’

‘Nee.’

‘Dat is heel jammer. Uitzonderlijk jammer… En schetsen? Maakt u wel eens schetsen? Ik was laatst bij die tentoonstelling van Rubens en hij bewaarde al zijn schetsen, ook op de kleinste plankjes en ik dacht toen meteen al aan u. En dat ik zo graag iets van u aan de muur zou willen hebben.’

‘Opmerkelijk, dat u bij Rubens aan mij denkt. Hij verkocht zijn schetsen niet en ik ook niet. Ik kan u niet helpen. Kijk wat verder rond, er zijn genoeg kunstenaars die u graag ter wille zullen zijn.’

‘Alstublieft? Nog één vraag: Vindt u dat kunstenaars altijd aan de eigen lijn moeten vasthouden, ook als er goede argumenten zijn om van die lijn af te wijken?’

‘Meneer, dit is geen vraag; dit is een fuik. Ik wens u goedemiddag.’

[Dit is een Doorsel, een dialoog van maximaal 200 woorden.]