‘Dus jij spreekt rustig af aan “het gele tafeltje”, terwijl je weet dat iedere man knettergek wordt van dat behangetje ernaast?’

‘Beschouw het als een test. Als jij je terugtrekt uit ons aardige gesprek omdat je naast een muurtje met een paar roze hartjes moet zitten, vertelt me dat onmiddellijk een heleboel.’

‘Waarom die haast? Tikt de biologische klok ofzo?’

‘Ik heb geen zin in eindeloos geklooi. Of je gaat voor elkaar en kan lachen of de draak steken met ongemakkelijke situaties, of niet.’

‘Zeg het maar.’

‘Je zit hier toch?’

‘Dat is waar. Vertel me dan maar welk hartje jij hebt ingekleurd.’

‘Allemaal, dit is mijn ontwerp. Hier verdien ik mijn geld mee. Onder andere.’

‘Nu moet ik toch echt even slikken.’

‘Van dit soort dingen heb ik thuis helemaal niks, als dat je gerust stelt.’

‘Ja. Meubels van steigerhout misschien?’

‘Nee, en ook geen IKEA. Wel een Audi, zeven jaar oud.’

‘Test voor jou: ik heb een Labradoedel, ook zeven jaar oud.’

‘Hmmm. Dit kon wel eens een uitzonderlijk unieke avond worden.’

[Dit is een Doorsel, een klein dialoogje van (meestal) maximaal 200 woorden, situatieschets van een dilemma.]